Bas de Groot (1977) is agrarisch ondernemer en pionier in de stadslandbouw. Als medeoprichter van Eetbaar Rotterdam en oprichter van het eerste Nederlandse stadslandbouwbedrijf ‘Uit je Eigen Stad’ is hij een drijvende kracht en inspiratie geweest voor de stadslandbouwbeweging. Momenteel is hij melksommelier, eigenaar van het bedrijf Walden21 en partner in ‘Voord&Wij’ waarmee hij zich inzet om de kloof tussen boer en consument te dichten. www.voordenwij.nl. Vandaag deel 3 in de reeks van 3. Voor de andere delen lees hier: deel 1, deel 2. Het interview is in zijn geheel verschenen in Het Potentieel no II Oikos, Nomos, Logos, onder de titel ‘Stirner, Steiner en Stadslandbouw’ (www.hetpotentieel.org).
Het Potentieel van de Stadslandbouwbeweging in Rotterdam
Als je vanuit Steiner en Stirner kijkt naar de stadslandbouwbeweging in Rotterdam, zijn we in Rotterdam dan goed op weg?
In Rotterdam zijn er veel initiatieven die niet aan stadslandbouw doen, maar wel werken aan een stadslandbouwcultuur. Stadslandbouw zie ik als economie. Is er geen economie dan is er geen stadslandbouw. Een buurtmoestuin bijvoorbeeld zie ik niet als stadslandbouw, maar wel als stadslandbouwcultuur. Het is mooi dat die initiatieven er zijn, maar het is geen stadslandbouw zoals we dat ooit met Eetbaar Rotterdam gewenst hebben.
Produceren! Dat is een morele plicht.
Ik vind dat het in de stadslandbouwbeweging veel te veel gaat over gezelligheid en ontmoeting. Ik pleit ervoor dat gezelligheid er ook bij hoort, maar dat er ook geproduceerd moet worden. Je moet zoveel mogelijk opbrengst genereren. Produceren! Dat is een morele plicht. Je krijgt een stuk grond. Daar moet je heel erg goed voor zorgen. Dat moet je beter achter laten dan hoe je hem kreeg. En je hebt de plicht er zoveel mogelijk van af te halen binnen de mogelijkheden van die grond. Als je zegt dat we de wereld moeten voeden en we hebben een te kort aan productiegrond, dan hebben we de plicht om die productiegrond zo goed mogelijk te verzorgen, maar er ook zo veel mogelijk voedsel te produceren. Het kan niet zo zijn dat je sla verbouwt en dat een heel veld met sla doorgeschoten is. Eén of twee doorgeschoten slaplanten kan, maar niet een heel veldje. Dan heb je iets verkeerd gedaan.
Als een buurtmoestuin los kan staan van subsidies en groenten verbouwt voor zelfvoorziening en niet voor de verkoop, zie je dat als stadslandbouw?
Ik vindt dat meer naar cultuur neigen. Ik zou het wel economie willen noemen op het moment dat men bezig is met productie. Je hebt dan iemand nodig die berekeningen gaat maken: als we hier met tien man werken, dan moet 70% van onze groenten uit eigen tuin komen. In andere woorden, je moet bezig zijn met optimaliseren. En dat gaat over economie. Ondanks dat je dan geen geld verdient, gaat het wel over geld besparen op andere dingen. Uiteindelijk moet het niet alleen maar een gezellige bezigheid zijn.
Uiteindelijk moet het niet alleen maar een gezellige bezigheid zijn.
Wat moet er in Rotterdam gebeuren om die economie te verbeteren?
Om dat voor elkaar te krijgen, zouden er meer plekken moeten zijn met een redelijke schaal. Het heeft ook te maken met ondernemerschap. En echt ondernemerschap streeft naar economie die los staat van subsidies. Ik vind het jammer dat er niet meer bedrijven zijn zoals Uit je Eigen Stad. Ik denk dat als je nu een nieuwe Uit je Eigen Stad opzet, het lastig wordt voor één van de twee. Maar als de belangstelling groeit voor dit soort initiatieven dan is er ook meer mogelijk. Dan groeit de markt ervoor.
In ieder geval moet de beweging zich weer gaan organiseren.
Naast bedrijven met een redelijke schaal, moet er ook een organisatie komen die weer aan de gang gaat met het verbeteren van de economie in de stadslandbouwbeweging. Dat zou Eetbaar Rotterdam kunnen zijn, maar ook een andere organisatie. In ieder geval moet de beweging zich weer gaan organiseren. Als we ons beter willen organiseren, moet er een goed secretariaat ontstaan. Want in het overleg zijn wij lang niet altijd even effectief. Ik denk dat er mensen in die kern moeten komen die veel effectiever en veel meer gestructureerd zijn. En zij moeten de professionaliteit en het rendementsdenken hoog in het vaandel hebben. Die mensen zijn er wel, maar die zijn niet altijd goed zichtbaar.
En, in lijn met Stirner en Steiner, moeten we ons veel meer onafhankelijk opstellen van de overheid. Dat is goed voor onszelf, maar ook in het belang van de overheid. Wij moeten ons niet afhankelijk maken van subsidies van de overheid. Maar, als de overheid iets bij ons komt halen, dan moeten we er wel geld voor vragen. Nu zie je veel te vaak dat wij gratis ideeën leveren aan de overheid. Dat gebeurt veel te veel! Bijvoorbeeld op al die conferenties, waar stadsboeren worden uitgenodigd om mee te denken met de gemeente, maar onlangs ook op de Stadsboerenconferentie die door ons zelf was georganiseerd. Daar komen ambtenaren op af om gratis informatie op te doen. Ze zouden ons voor die dienst die wij aan hen leveren moeten betalen. Ze zouden niet gewoon gratis mogen struinen naar kennis en advies. Dat zou de overheid ook niet moeten willen. De overheid moet ons zelfstandig willen maken. Dan moeten ze ons zien als een marktpartij die ze gewoon betalen voor hun dienst en niet door een subsidie vooraf. Ze moeten betalen voor de kennis die wij leveren. Of ze kunnen bijvoorbeeld het voedsel dat wij produceren afnemen voor hun kantines. Daar helpen ze ons pas echt mee.
Epiloog
Zowel volgens Stirner als Steiner ontwikkelen we ons naar een hoger doel. Steiner heeft het over een ontwikkeling naast God, en Stirner heeft het over een ontwikkeling van de mens (zonder God of de geestelijke wereld). Uiteindelijk willen wij steeds meer vrij zijn. In beide gevallen heb je de staat uiteindelijk niet meer nodig. Dat is een theoretisch ideaal. Realiteit is dat de staat er is en dat we nog niet zonder kunnen. We moeten alleen wel zoeken naar de juiste relatie die ons zo veel mogelijk onafhankelijk maakt.
Wat zijn je eigen plannen voor de komende tijd?
Ik neem afscheid van de stadslandbouwbeweging, en waarschijnlijk over niet al te lange tijd ook van Rotterdam. Met een vriendin ben ik een nieuw bedrijf begonnen: Voord&Wij. Wij organiseren ontmoetingen, tussen de burger en de agrarische sector, om wederzijds begrip voor elkaar te kweken. Ik richt mij in deze samenwerking vooral op het tegenovergestelde wat ik met stadslandbouw beoogde. Ik dacht altijd dat de kloof vooral aan de burger lag. Daarom heb ik geprobeerd om landbouw de stad in te krijgen. Maar ik ben er achter gekomen dat het probleem veel meer bij de agrarische sector ligt. Daar moet iets gebeuren. Ik wil de boer meenemen in hoe de consument denkt.
Ik neem afscheid van de stadslandbouwbeweging
Als er ontmoetingen ontstaan op de boerderij en de consument mee gaat denken over het bedrijf van de boer, dan kan hij zijn bedrijf veel beter aanpassen aan wat de consument wil. In allerlei nieuwe organisatievormen zoals crowd-funding en CSA (community-supported agriculture) kan de boer ook nog eens een onverwachte hulp vinden in de consument om ontwikkelingen op zijn bedrijf te versnellen.