….. En weer was er een voedselschandaal. NRC Handelsblad meldde eind juni dat Nederlandse slachterijen uitermate slecht scoren op diervriendelijkheid en hygiëne. Het toezicht faalt, zo luidde de kern van boodschap van het artikel (NRC 24.6.2017, Hoe zieke biggen en vieze kippen op je bord belanden) weer eens. Die inspectie, door de NVWA, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit dus, faalt tamelijk systematisch aldus de krant.
De vraag rijst of niet op zijn minst een deel van dit probleem voortvloeit uit het feit dat de NVWA deel uit maakt van het Ministerie van Landbouw – en dus niet van het Ministerie van Volksgezondheid. Een goeie vraag, mij dunkt. Landbouw is tenslotte sinds jaar en dag een CDA-bolwerk. En ja, dat is dezer dagen erg. Heel erg. Denk aan Bleeker! En dan nu: Buma.
Bovenstaande noteerde ik vóór het laatste voedselschandaal, de eierencrisis. De kern van het probleem: een bestrijdingsmiddel tegen onder meer kippenluis – een gif dus – dat in eieren terecht kan komen. Het eerste dat ik daarover las was Martijn Katan’s column in NRC Handelsblad (2.9.2017). Zijn conclusie: zeer onterecht, kouwekippendrukte om zo goed als niets. Voor zijn cijfers en bronnen, zie: www.mkatan.nl Twee weken eerder schreef de NRC nog over de NVWA dat deze “stukbezuinigd en te veel naar binnen gekeerd” was (NRC 15.8.2017). Mijn voorlopige krantenlezersconclusie: de opwinding over dat gif was nogal overdreven, de laksheid van het NVWA is en blijft tenenkrommend. Want waarvoor hebben we zo’n NVWA? Precies… .
We vluchten maar snel de tuin in…. Tuinboeken: er verschijnen er veel, heel veel. In de Volkskrant (Sir Edmund bijlage, 29.4.2017) las ik dat tuinboekenschrijfster Modeste Herwig – een goeie, daar niet van – aan haar 47e tuinboek werkt. Er zijn er dus al 46, alleen al van haar! Als ik in deze rubriek systematisch & alleen aandacht zou besteden aan moestuinboeken zou ik ook al aan weinig anders meer toekomen, denk ik. En tsja: echt verstand van (moes)tuinieren krijg je niet door te bladeren in (moes)tuinboeken….
Intussen kreeg Bladeren spontaan door uitgeverij Skriptum uit Schiedam een wat ouder tuinboek toegestuurd: De tuin als lusthof en slagveld van De Groot en Bosman – een boek dat ik hier graag signaleer. Het is namelijk een erg leuk tuinboek. In tuinboeken lees je doorgaans wat je moet doen om je planten tevreden te houden. Maar zelden verneem je daarbij het waarom. En juist aan deze waarom-vragen besteden De Groot & Bosman in hun boek erg veel aandacht. Ze beantwoorden de langs komende vragen veelal na raadpleging van het werk van allerhande onderzoekers dan wel na het uitvoeren van eigen experimenten. En ja, de tuin blijkt daarbij inderdaad lusthof èn slagveld. In dit boek dus geen mierzoete tuinromantiek met sex & violins, eerder sex & violence dus. Erg leerzaam, deze de-romantisering van De Tuin.
Want… om maar eens wat te noemen. Egels eten slakken en dat is goed om te weten. Vervolgens lees je dan ook hoe je egels in je tuin kunt krijgen – en houden. Behalve een leuk en leerzaam dus zeker ook een erg praktisch boek (Corlijn de Groot en Gerda Bosman De tuin als lusthof en slagveld, 2015, 208 blz, hardcover €29,95).
In de categorie tuinboeken ontving Bladeren ook Kendra Wilson’s uit het Engels vertaalde Mijn tuin is een parkeerplaats en andere design dilemma’s. “Geen paniek, tuinieren is leuk” is hier het ongetwijfeld bemoedigend bedoelde uitgangspunt. Allerlei ontwerpproblemen worden behandeld…. waaronder ook “Ik ben de slakken beu”. De egel wordt niet genoemd, in plaats daarvan wordt de aanleg van een dikke droge cirkel van van eierschalen en koffieprut bepleit. Dat deze koffieprut ook meststoffen kan inbrengen blijft onvermeld…. Hoewel in dit boek ook het ontwerpprobleem “Ik wil een mooie moestuin” voorbij komt, met één bladzijde voor de vraag èn het antwoord bljft het allemaal wat magertjes. Zeker géén must dus (Bussum (Thoth), 144 blz., € 16,95).
Het bomenboek van Peter Wohlleben, Het verborgen leven van bomen is daarentegen wel zeer de moeite waard. Verrassend is bijvoorbeeld zijn stelling dat planten niet van groen houden. Want waarom zien wij vooral groene planten? Omdat planten alle kleuren opnemen maar het groen dus niet. De Duitse boswachter Wohlleben is inmiddels een succesvol publicist: de originele Duitse versie van zijn hier gesignaleerde Nederlandse vertaling tond in Duitsland lange tijd in de non-fictie top-10 van Der Spiegel.
Wohlleben beschrijft bomen als levende wezens. Wezens van wie de evolutionaire verworvenheden veel verder blijken te gaan dan ook ik ooit gedacht heb. Bomen zijn sociaal, zorgen goed voor hun nageslacht, communiceren via de draden van schimmels met andere bomen, enzovoorts. “The man who thinks trees talk to each other”, stond er dan ook niet helemaal ten onrechte boven een recensie in The Guardian (Sept 12, 2016, zie hier). Wohlleben baseert zijn relaas intussen op eigen waarnemingen maar gelukkig verwijst hij doorgaans ook naar allerhande wetenschappelijk onderzoek (Peter Wohlleben, Het verborgen leven van bomen (Amsterdam (Bruna), 2016, hardcover 222 blz € 19,99. Het Duitse origineel verscheen in München (Ludwig Verlag) en kost ongeveer evenveel).
Overigens is de visie van Wohlleben minder verrassend als je weet – al dan niet dankzij Norbert Peeters prachtige studie Botanische revolutie – dat ook voor Darwin planten intelligente wezens waren. “Wij mensen wuiven loof te weinig lof toe” is de prachtige openigszin van Peeters’ studie. Darwin schreef naast zijn The origin of species dat hem wereldberoemd zou maken, samen met zijn zoon Francis, onder meer ook 8 boeken en ruim zeventig artikelen over planten – en daar put Peeters royaal uit. Anders dan Wohlleben laat hij allerlei recent onderzoek rusten – iets dat een NRC-recensent (Marianne Hesselmans, NRC Handelsblad 9.9.2016) hem vreemd genoeg – een beetje maar gelukkig – kwalijk nam (Norbert Peeters, Botanische revolutie. De plantenleer van Charles Darwin (Zeist (KNVV), 336 blz, .€ 24,95).
Nog even terug naar Wohlleben. Terug naar de stad ook vooral. Stadsbomen vind Wohlleben nogal meelijwekkende types: het zijn – letterlijk – de straatkinderen van het bos. In het Stadswerk Magazine onlangs ook aandacht voor stadse bomen. Interessant vond ik de aandacht besteed aan het Platform Bomenmakelaar, zie . Informatie over Stadswerk vind je hier.
In de Rotterdamse Stadskrant onlangs een portret van de gemeentelijke bomendokter Ronald Loch: “We controleren tienduizenden bomen per jaar”. Rotterdam blijkt zo’n 160.000 bomen te tellen (Stadskrant, 27.8.2017).
Van de bomen naar het bos is een kleine stap. Met het Nederlandse bos gaat het niet goed, zo berichtte Frank Mulder onlangs in De Groene Amsterdammer (14.9.2017). Al die bomenziektes – van de iep, de paardenkastanje en, het meest recent, van de eik en de es zijn vast geen toeval. De natuurkwaliteit van het Nederlandse bos wordt op slechts 40% geschat, meldt Mulder. De oorzaak moet vermoedelijk gezocht worden in de zure regen – die blijkt weer terug van weggeweest !? – en in de klimaatverandering.
Zou er een vakblad voor bosbouwers zijn die daar eerder over schreef ? Ik zocht en vond het Nederlandse Bosbouw Tijdschrift, uitgegeven door de KNBV (niet de KNVB, die zijn meer van de grasvelden), een afko die staat voor de Koninklijke Nederlandse Bosbouw Vereniging. De KNBV-website vind je hier.
In Leiden werd in februari 2017 aan het zelfde instituut waar ik niet-westerse sociologie studeerde een nieuwe hoogleraar Culturele Antropologie benoemd: Cristina Grasseni. Haar benoeming betekent een breuk met zowel de regionale (Indonesië) als de theoretische (structuralisme) Leidse antropologische traditie. Dat was voor sommigen ongetwijfeld best even slikken. Maar het goede nieuws is wat mij betreft toch vooral dat Grasseni zich in Leiden gaat bezighouden met….. food! Zo staat er een door haar opgezet groot internationaal vergelijkend onderzoek op stapel: het ERC Consolidator Food Citizens Project – waarvoor onderzoek zal worden uitgevoerd in Milaan, Gdansk en…. Rotterdam. Op de site van de Leidse universiteit een interview met Grasseni.
Het interessantste dat ik tot dusver van haar las is het artikel Food activism in Italy as an anthropology of direct democracy, een artikel dat te vinden is in de Anthropological Journal of European Cultures, 2014, pp. 77-98 (te downloaden via ondermeer JSTOR).
Ook theologe Elisabeth Hense, werkzaam aan de Nijmeegse Radboud Universteit en gespecialiseerd in spiritualiteit, houdt zich de laatste jaren met uitgebreid met voedsel bezig. In 2015 publiceerde zij Vernieuwingsinitiatieven rond eten, zorg en geld in Nederland – een kwestie van spiritualiteit dat ook online gepubliceerd werd hier.
Dit jaar verscheen van Hense e.a. de bundel Volle oogst – met daarin onder meer aandacht voor de strijd van Nederlandse boeren voor voedselsoevereiniteit, voor voedselcoöperaties en voor community supported agriculture. “Door de diepe bron van collectieve wijsheid en gemeenschapsspirit aan te boren, zijn we in staat veel te helen en bij te dragen aan een cultuur die op lange termijn werkt” (Elisabeth Hense, Leonardo van den Berg en Maria van Boxtel (red.), Volle oogst. Nieuwe waarden en voedselnetwerken, Utrecht (Van Arkel), 176 blz. €19,95).
Hense droeg ook een hoofdstuk bij aan een recent verschenen Springer-bundel, Managing VUGA through integrative self-management. Ja, dat is nogal wat, zeker als ik daar bij vertel dat dat VUGA staat voor volatility, uncertainty, complexity, and ambiguity. U begrijpt: het is echt allemaal niet zo fijn out there! Hense’s bijdrage heet Simplicity in Dutch initiatives in food, care and money. Haar conclusie: “The initiatives of societal renewal in The Netherlands discussed (in this chapter) show that this change of mentality is in fact a question of spirituality. In other words: only the ethical-spiritual sensibility of concrete people who have the courage to think and to act in alternative ways puts flesh on the bones oft his theory of change of mentality and societal transformation” (S.S. Sharda en P. K. Bindlish, Managing VUGA through integrative self-management, New York etc. (Springer), Hardcover $ 99,00).
Hense noemt (en roemt!) in haar publicaties ondermeer Rotterzwam.
Voor dit initiatief, en het bredere project BlueCIty waar het deel van uit maakt was de laatste tijd, zeer terecht, meer aandacht. Ondermeer in vpro’s onvolprezenTegenlicht, in een aflevering over Groene Dromen die op 2 april jl werd uitgezonden en hier is terug te zien. Naar aanleiding van deze uitzending in de vpro-gids (1/4 – 7/4 2017) een goed stuk van Lemke Kraan onder de kop Afvalverwerking. In NRC Handelsblad (13.4.2017) een stuk van Tara Lewis over Hoe je geld kunt verdienen met restjes. Financieel directeur Veer: “De pas opgeleverde kantoorvleugel zou met gemak voor de hoofdprijs aan een advocatenkantoor kunnen worden verhuurd maar dat is niet het doel.” In 2019 moet BlueCity desalniettemin “financieel duurzaam” zijn. Voor wie het nog niet wist: Bluecity staat voor een aantal bedrijven en start-ups die gevestigd zijn in het voormalige zwembad Tropicana aan de Maasboulevard.
“De blauwe economie bloeit langs de Maasoever”: zelfs het, overigens dikwijls zeer leesbare, Rotterdamse huis-aan-huis-blad De Nieuwspeper wijdde 3 bladzijden aan de Blauwe Economie “die steeds meer vorm krijgt in Blue City” (19/4/2017).
En ja, ook vpro’s Yvette van Boven (Koken met Van Boven) kwam langs bij Rotterzwam. Was zij het nou die de zwemburger introduceerde?
Zie de uitzending hier.
In de Tegenlicht-uitzending werd – terecht – veel aandacht besteed aan inspirator Gunter Pauli. Deze voormalige directeur van de Belgische schoonmaakmiddelenproducent Ecover publiceerde in 2010 The Blue Economy (Paradigm Press) dat in 2012 ook in het Nederlands verscheen. Van die Nederlandse vertaling verscheen onlangs een nieuwe edite, Blauwe economie Versie 2.0. Met daarin een nieuw hoofdstuk: Een nieuw concurrentiemodel voor de Lage Landen (Nieuw Amsterdam 2017, 384 blz. €24,99; als e-boek €14,99). Pauli was trouwens ook degene die het principe dat je op koffieprut oesterzwammen zou kunnen kweken bekendheid gaf. Al met al een even leuk, leerzaam als belangrijk boek.
Gunter Pauli komt binnenkort uitgebreid langs bij BlueCity. Hij verzorgt van 22 t/m 26 oktober een “living university”. Info: https://www.living-university.com/
Van de kelders van Tropicana naar het dak.
“Op het dak ligt ruimte”, schreef Trouw onlangs (26.8.2017). Het Amsterdamse festival Roef wilde de “torenhoge potentie” – lache !!! – van stadse daken laten zien. In de krant drie voorbeelden: basketbal op een parkeergarage, badderen in een dakzwembad met uitzicht en fietsen en tuinieren op het dak. Zoveel is duidelijk: hetr dak is ontdekt. En de daktuin krijgt concurrentie van andere mogelijke bestemmingen. Zo als al eerder ook in Rotterdam werd vastgesteld: een podium op Codarts, een beeldentuin op de Bijenkorf en de tuin op het Schieblok – die dan wel de omslag mocht opsieren (Rotterdam-bijlage, NRC Handelsblad, 10.6.2017).
“Highrise Greens” staat er boven een artikel van Ian Frazer in The New Yorker (Jan 9, 2017), met als veelzeggende ondertitel “Growing crops in the city, without soil or natural light”. In dit artikel ondermeer het verhaal van Dickson D. Despommier, inmiddels retired hoogleraar parasitologie en milieukunde aan de Newyorkse Columbia University.
Welaan, ergens in 2000 liet hij zijn studenten eens uitrekenen of de stad New York zichzelf in 2050 zou kunnen voeden. Zij namen uiteraard de daken in hun berekeningen mee maar het resultaat was uiterst teleurstellend: er kwam iets van 2% uit. Het idee liet Despommier echter niet los. Op enig moment werd hij getriggerd door een flinke rij leegstaande panden langs de West Side Highway in de stad. Wat als planten ook in dit soort gebouwen geteeld zouden kunnen worden. Het jaar daarop ging hij weer met zijn studenten aan de slag. Al snel was er sprake van een project dat “vertical farming” zou gaan heten. Er werd een link gelegd met allerlei onderzoek dat al was gedaan naar “non-earth” landbouw zoals door de NASA. Men was er op een gegeven moment uit. Zo’n 200 gebouwen, 20 hoog en van bepaalde afmeting zouden voldoende zijn op de stad New York te voede. En er waren voordelen: geen vervuiling meer door de agrarische sector, teelt in gebouwen vroeg vele malen minder water en vrijgekomen landbouwgronden konden teruggegeven worden aan de nauur….
In 2010 publiceerde Despommier zijn The vertical farm: Feeding the world in the 21th Century (ca. € 15 ). Een aantal stadslandbouwfans was enthousiast, daar onder Jan Willem van der Schans, voor een interview met hem (en trouwens ook Despommier) zie de Tegenlicht aflevering “Boer zoekt voedselflat“, uitgezonden op 10.8.2017 (zie ook hier).
In mei 2016 had Vivian Lammers wat vragen en schreef “Heeft voedselproductie op zeshoog de toekomst?” Zie hier. Van der Schans plaatste ook wat kanttekeningen bij de notie “verticale landbouw”. Zo vermoedde hij problemen bij het rond krijgen van een werkbaar verdienmodel. Hij gunde initiatiefnemers wel enige “utopische ruimte”. Zie Janno Lanjouw, Waarom we niet zo uit de hoogte moeten doen over verticale landbouw (De Correspondent, 15.12.2016)
Maar er is uiteraard ook kritiek mogelijk. De vervreemding van wat voedsel (ooit) was zal verder toenemen. Hoe erg dat is, is dan nog voor discussie vatbaar. Heel veel voedsel zou dan ineens inderdaad wèl uit de fabriek èn dus ook uit de supermarkt komen. Gelukkig – denk ik dan – is er ook fundamentelere kritiek mogelijk. Is er niet heel erg sprake van monoculturen – waarvan heel veel stadslandbouw-activisten de risico’s maar al te goed kennen? Binnenkort in dit tijdschrift een interview met een aantal Rotterdamse critici ter zake.
Nu we toch in hogere sferen zijn. DakAkker kreeg de Rooftop Award, zo meldde De Havenloods (13.9.2017). De jury vond het niet alleen het mooiste dak maar ook het meest complete dak van Nederland.
Een probleem tot slot. Het probleem dat de Japanse Duizendknoop heet. Van de zomer bijvoorbeeld ook in mijn wijk, de Kralinger Esch, gesignaleerd. Deze plant, inderdaad afkomstig uit Japan, werd ooit meegenomen door de Leidse japanoloog Von Siebold, maar duikt de laatste jaren overal op. De plant kan zich door asfalt heenboren en slaagde er onlangs zelfs in om doodleuk een Londense woning binnen te dringen. “Couple advised to demolish house after knotweed discovery“. Wohlleben suggereerde in zijn boek terloops dat bomen het probleem wel even kunnen oplossen. Wie weet… maar hoe dan?
Ik raadpleegde het Onkruidboek van Caroline Zeevat. Zij wijst op een natuurlijke vijand, een vlo, die wel eens van belang zou kunnen zijn. Is er nieuws te melden, Caroline?