In 2016 is het Engelstalige boek Urban Agriculture Europe (UAE) verschenen. De eerste uitgebreide (“comprehensive”) transdisciplinaire publicatie over stadslandbouw in Europa aldus de uitgever.
Het boek is voortgekomen uit een zogenaamde COST action. COST (European Cooperation in Science and Technology) is een Europees programma in het kader van Horizon 2020 (een ambitieus en veelomvattend Europees onderzoeks- en innovatieprogramma ) dat doorbraken in wetenschap en technologie wil bevorderen door samenwerking tussen partijen uit EU-lidstaten waarbij ook ‘less research-intensive countries’ (lees: landen uit het oosten en zuiden van Europa) worden meegenomen. Een COST action ondersteunt uitwisseling tussen onderzoekers uit verschillende EU-landen over een bepaald vernieuwend onderwerp, in dit geval stadslandbouw. Het hieruit voortgekomen boek Urban Agriculture Europe wil een overzicht bieden van de stand van zaken op het gebied van stadslandbouw in Europa en verzamelt bijdragen van 69 onderzoekers uit meer dan 20 landen en met achtergronden variërend sociale wetenschappen en ruimtelijke planning tot economie en agro-ecologie.
Het boek definieert in de inleiding en het eerste deel Phenomenon het fenomeen stadslandbouw in Europa en positioneert haar ten opzichte van ontwikkelingen elders in de wereld. De vervolgdelen bekijken de Europese stadslandbouw vanuit een viertal thematische invalshoeken: Governance, Business, Space en Metabolism, om te eindigen met een hoofdstuk met beleidsaanbevelingen voor Europa. Het boek sluit af met suggesties voor Europees beleid in het deel Agenda.
Urban agriculture in Europa is meer dan alleen voedselproductie. Het boek spreekt van ‘metalevel benefits’. Deze voordelen worden zowel gezien vanuit de landbouw als vanuit de stedelijke ontwikkeling, maar vanuit de landbouw is men vooral geïnteresseerd in de ‘processen van verandering en vernieuwing’, terwijl in de stedelijke ontwikkeling stedelijk voedsel wordt gebruikt als middel om andere niet op productie gerichte doelen te bereiken.
UAE benoemd enerzijds het unieke van de Europese context, de mate waarin het is verstedelijkt en de vorm van die verstedelijking rond meerdere centra (zoals bijvoorbeeld in het Ruhrgebiet maar ook in de Randstad het geval is) en het feit dat de Europese Unie beleid maakt voor vrijwel het hele continent. Anderzijds wordt gesteld dat de diversiteit binnen Europa – geografisch, historisch en politiek – wordt weerspiegelt in de Europese stadslandbouw. Het boek stelt een typologie voor – gebaseerd op de relatie tot de stedelijke sfeer – om deze diversiteit te duiden. De typologie maakt een onderscheid tussen Urban Food Gardening (gericht op andere (met name sociale) doelen, dan voedselproductie) en Urban Farming (met een verdienmodel waarin voedselproducten en diensten worden aangeboden gericht op de stad). Urban Food Gardening wordt nader ingedeeld op basis van het individuele of collectieve karakter. Urban Farming wordt op basis van een nadruk op beleving versus stromen verder onderverdeeld.
Elke poging tot categorisering van stadslandbouw (en zo ook deze) loopt stuk op de diversiteit en locatiegebonden karakter van de initiatieven. De reden om het toch te proberen is om juist deze diversiteit te benadrukken. UAE bepleit terecht een groter besef en erkenning van deze diversiteit door de overheid in haar beleid, en een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheid voor verschillende types tussen verschillende beleidssectoren. De vraag die je hierbij als lezer kan stellen is of niet elk initiatief meerdere beleidssectoren raakt, en dat juist dat besef bij beleidsmakers moet indalen, al is dat in de praktijk een stuk lastiger.
In de thematische hoofdstukken zie je het karakter van de COST Action terug. Zoals ook in de inleiding wordt toegegeven krijgt elk thema invulling vanuit bepaalde onderzoeksgroepen zonder al te veel onderlinge afstemming en naast elkaar zijn de hoofdstukken daarom soms wat ongelijksoortig. In die zin biedt het boek een verzameling introducties tot hoe er van uit verschillende disciplines naar stadslandbouw onderzoek wordt gedaan. Governance (de wijze van bestuur – zie ook wikipedia) behandelt ‘hoe actoren interageren middels formele en informele mechanismen om problemen op te lossen die ze hebben geïdentificeerd’ aldus de inleiding van dit deel. Het benadrukt de diversiteit aan actoren die betrokken zijn bij stadslandbouw en bepleit modellen voor organisatie, bestuur en besluitvorming die inspelen op deze diversiteit. Space bekijkt de ruimtelijke planning van stadslandbouw. Het omvat zowel meer algemene beschouwingen over de ruimtelijke kant van stadslandbouw en haar relatie tot cultureel erfgoed als een meer concrete studie van strategieën waarmee de stadslandbouw de realisatie van groene infrastructuur kan ondersteunen. In het deel Business wordt de economische waarde van stadslandbouw onderzocht en onderbouwd onder meer in een verhelderend stuk over de diversiteit aan economische strategieën in de stadslandbouw. Verfrissend bij het vierde thematische deel Metabolism dat gaat over kringlopen sluiten is de uitgesproken politieke benadering van een aantal bijdragen (in tegenstelling tot de gebruikelijke technisch/pragmatische invalshoek die dit onderwerp vaak kenmerkt). In “Urban Agriculture Practices on the Metabolic Frontier” worden de pogingen van een aantal projecten uit Rotterdam en Geneva besproken om kringlopen te sluiten, waarbij ingegaan wordt op vragen als wie er in control is en wie de eigenaar van de grondstoffen in ons afval.
De verschillen en inconsistenties tussen de bijdragen aan het boek kun je zien als een weerspiegeling van de Europese diversiteit. Elk voor zich bieden ze interessante inzichten. De 7 cases die elk een stad behandelen vanuit een van de thema’s laten zien hoe stadslandbouw en de definitie daarvan verschilt afhankelijk van lokale omstandigheden. In de praktijk zal de lezer uit het boek de onderdelen kiezen die hem of haar het meest interesseren.
Het laatste deel Agenda wil stadslandbouw positioneren als veelzijdig gereedschap voor duurzame stedelijke ontwikkeling. Volgens de auteurs kan Europees beleid dit ondersteunenm, mits het oog houdt voor de verschillen tussen regio’s binnen Europa. Deze verschillen worden beschreven en in kaart gebracht in het artikel “Mapping Urban Agriculture on the European Scale”. Het bevat helaas maar twee daadwerkelijke kaarten maar het biedt wel inzicht in de verschillen in betrokken actoren en in historische traditie. Ook in dit deel een overzicht per beleidsterrein van wat stadslandbouw zou kunnen bijdragen aan Europees beleid. Interessant voor Europese beleidsmakers maar ook voor steden en voor initiatieven die hun diensten verwaard willen zien.
Er zitten in de praktijk veel mitsen en maren aan de in Agenda genoemde voordelen, afhankelijk als die zijn van de lokale omstandigheden en de ambitie van de initiatiefnemers. Juist daarom zou ieder stadslandbouwinitiatief dat pretendeert iets bij te dragen aan een duurzame toekomst dit moeten lezen, en zich vervolgens afvragen welke bijdragen zij concreet levert en welke nog niet, en wat ze nog meer zou kunnen doen.
Al met al biedt het boek een rijke indruk van Europese stadslandbouw en legt daarbij op een redelijk toegankelijke manier veel tot nu toe onbekende informatie bloot. De nadruk op steden en bredere thema’s in plaats van op de bekende voorbeeldprojecten draagt daar aan bij. Het definitieve overzicht is het daarmee nog niet, het doet wel een serieuze poging om stadslandbouw op de kaart te zetten als grensoverschrijdend fenomeen en als middel om bij te dragen aan Europees beleid. Hopelijk komt er over een periodiek vervolg, waarin verslag wordt gedaan van de ontwikkeling van de Europese stadslandbouw.
Meer informatie over het boek en het project (met o.m. een online atlas van projecten) is te vinden op: http://www.urban-agriculture-europe.org/