In deze vijfde editie bespreekt Aat Brand het boek Doughnut economics. Seven ways to think like a 21st-century economist van de spraakmakende econoom Kate Raworth.
De Engelse econoom Kate Raworth (1970) doet in Doughnut economics een harde aanval op het dominante sociaaleconomische beleid in de wereld en de daaraan ten grondslag liggende neoklassieke economische wetenschap. Zij laat zien hoe de in de praktijk gebrachte economische theorieën en modellen tot financiële crises leiden en de sociale ongelijkheid binnen en tussen landen verder vergroten. Hierdoor leeft een substantieel deel van de wereldbevolking in extreme armoede, wordt de middenklasse uitgehold en worden de rijksten steeds rijker: 1% van de wereldbevolking bezit de helft van de totale welvaart en de overige 99% de andere helft. Zij benadrukt ook dat de economische wetenschap en het ermee verbonden beleid de natuurlijke basis van economieën en samenlevingen ernstig aantasten, zo niet vernietigen. Een en ander veroorzaakt voortdurende afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, opwarming van de aarde, zeespiegelstijging, watertekort, chemische vervuiling en een dramatisch verlies aan biodiversiteit.
Sinds het boek vorig jaar verscheen is het veel publiciteit ten deel gevallen. Raworth verscheen ook in Nederland in tal van televisieprogramma’s, o.a. Buitenhof en Tegenlicht en ze trad op in vele druk bezochte zalen om haar boodschap te verkondigen en in debat te gaan. Het boek kreeg in korte tijd een cultstatus, te vergelijken met dat van de Franse econoom Thomas Piketty met zijn Kapitaal in de 21ste eeuw van een paar jaar geleden.The Guardian riep Raworth intussen uit tot de 21e-eeuwse John Maynard Keynes.
Wat waren veel van de door haar aangevallen economen kwaad, ook in Nederland. Zo meldde econoom Mathijs Bouman (Het Financieele Dagblad) het boek ongelezen te laten omdat hij al had meegekregen dat Raworth een clichébeeld schetst van de economische wetenschap. De chef economie van het Algemeen Dagblad Sandra Phlippen heeft het boek wel gelezen en gaf aan dat het haar misselijk en verdrietig had gemaakt, omdat zij het populistisch en leugenachtig vindt.
Ik ging het boek met interesse lezen en viel voor de vlotte en leesbare stijl van Raworth. Het boek is een waar compendium van alles wat in de wereld op sociaaleconomisch en ecologisch gebied misgegaan is en nog misgaat. Ze argumenteert helder en documenteert zich grondig. Ze blijft niet steken in het stellen van een sombere diagnose, ze komt ook met remedies om het tij nog te keren. Haar toon wordt dan optimistisch.
Ook hier redeneert ze helder en beschrijft vele economen die anders denken, streven naar minder sociale ongelijkheid en die een eind willen maken aan de milieuvernietigende verslaving aan economische groei. Ze geeft talloze voorbeelden, gesitueerd in het westen als in ontwikkelingslanden, van hoopvolle initiatieven die krachtig de goede kant op werken: alternatieve muntsystemen voor de armen, ethische banken met een sociaal-rechtvaardig en ecologisch verantwoord beleid (zoals de Triodosbank In Nederland), herbebossingsprojecten, open source deling van kennis en innovaties in plaats van bescherming met patenten enz.
Het valt op dat ze in haar algemene betoog en in de vele beschreven best practices geen aandacht besteedt aan de in vele westerse steden toegepaste stadslandbouw. Ze benadrukt dat voor echte verandering samenwerking tussen gemeenschappen, non-profit organisaties, het (financiële) bedrijfsleven en overheden nodig is. Ze geeft vaak hoog op van de belangrijke rol van gemeenschappen (commons), die in zelforganisatie, op non-profitbasis en relatief egalitair, een grote bijdrage leveren aan die best practices. Dit zijn traditionele en alternatieve gemeenschappen, in de westerse en niet-westerse wereld.
Zoals de ondertitel aangeeft, ziet Raworth zeven wegen om de wereld van haar fatale koers af te krijgen:
1) Doelverandering; weg van de fixatie op de noodzakelijk geachte groei van het bruto binnenlands product (bbp);
2) Laat het niet aan de markt over, de markt moet worden ingebed in de samenleving;
3) Koester de menselijke natuur: van het rationele economische individu (de homo economicus) naar de in afhankelijkheid van de medemens en in evenwicht met de natuur levende mens;
4) Snap de systemen: van een mechanische evenwichtsvoorstelling van de economie naar een begrip van dynamische en complexe systemen;
5) Een economisch ontwerp om tot distributie te komen: van “groei lost alles op” tot herverdeling van inkomen, bezit, kennis, technologie enz.;
6) Creëer om te regenereren: van denken dat er eerst economische groei moet zijn om de milieuvervuiling op te ruimen naar een circulair economisch ontwerp;
7) Wees agnostisch over economische groei die niet eindeloos door zal en kan gaan; het gaat om een sociaalinclusieve, ecologisch verantwoorde economie, of die nu wel of niet groeit.
Raworth gelooft bij deze noodzakelijke koersverandering van de wereldeconomie in de kracht van beelden. Die kunnen volgens haar de boodschap pakkend overbrengen en economen, beleidsmakers en het algemene publiek tot een ander denken en handelen brengen.
Zij gebruikt daarvoor het beeld van de Amerikaanse donut, de zoete snack met het gat in het midden. In de binnenring, rond het gat, plaatst zij de sociale basis waar niemand doorheen mag zakken. Aan de buitenkant situeert zij het ecologisch plafond waar de wereld niet bovenuit mag gaan. Tussen beide ringen bevindt zich dan de sociaal-rechtvaardige en ecologisch-veilige ruimte voor de mensheid, waar het economisch denken en het beleid binnen moeten blijven.
Voor iemand die de betekenis van beelden en symbolen zo benadrukt en een gezonde relatie met de natuur voorstaat, vind ik dit beeld van de donut ongelukkig gekozen. Het is immers een suikerrijke, vette en dikmakende deeghap.
Bij het lezen van de hoofdstukken gewijd aan de bovengenoemde punten 6 en 7 ging ik mij in toenemende mate ergeren aan het vele herhalen van redenaties die eerder in het boek zijn behandeld. Een kritische redactie had dit kunnen voorkomen.
Doughnut economics bevat een overtuigende analyse van wat er allemaal mis is met de wereldeconomie. De beschreven initiatieven die hebben gebroken met de neoklassieke economische uitgangspunten en het daarop gebaseerde beleid – en dat vaak niet een beetje, maar fundamenteel doen – zijn inspirerend en geven hoop. Het is allemaal zeker niet nieuw: de te grote sociale ongelijkheid en de schade daarvan aan welvaart en welzijn van velen is eerder door economen aan de orde gesteld, recent nog door de hier al genoemde Thomas Piketty. Ook de ecologische probleemanalyse heeft een geschiedenis, zij het een veel kortere, getuige de Club van Rome en haar analyse in De grenzen aan de groei uit 1972. Voor het krachtig koppelen van de analyse van beide problemen en bijbehorende oplossingen verdient het boek van Raworth waardering.
Toch werd bij mij al lezend de overtuiging sterker dat veranderingen in het grote bedrijfsleven, zo noodzakelijk om echt tot resultaten te komen, uitblijven of veel te weinig fundamenteel zijn. De dominantie van korte-termijn-winst, de focus op aandeelhouderswaarde, megamonopolies in centrale nieuwe bedrijfstakken als communicatie, informatie en de bijbehorende technologieën (Microsoft, Google, Amazon, Facebook enz.), het groeiende belang van geld en kapitaal boven mensen als burgers en werknemers lijken mij vooralsnog veel krachtigere ontwikkelingen de verkeerde kant op.
Raworth kan dat niet helpen en haar analyse van het bestaande beleid en haar pleidooi voor een fundamenteel andere inzet verdienen het dat haar lezerspubliek nog veel groter wordt dan het al is.
Aat Brand is cultureel antropoloog
Besproken werd Kate Raworth, Doughnut economics. Seven ways to think like a 21st-century economist, London (Random House), 2017, 372 pp., ISBN 9781847941374, 24,99 euro (hardback), 21,95 euro, 13,95 euro, editie 2018, (paperback). Nederlandse editie (vertaling Rob Hartmans), Donuteconomie. In zeven stappen naar een economie voor de 21e eeuw, Amsterdam (Nieuw, Amsterdam (november 2017) 352 pp., ISBN 9789046823187, 24,99 euro (paperback).
Zie ook de website van de auteur