In de 7e aflevering van deze rubriek allereerst maar eens aandacht voor ecologie.
Een leuk boek over een serieus onderwerp, zo zou je het boek van Babette Porcelijn De verborgen impact. Alles voor een eco-positief leven kunnen typeren. Voor dit boek zocht zij van allerlei dingen en zaken de precieze milieubelasting uit. Zij presenteert haar bevindingen in een aantrekkelijk vormgegeven format. De allerergste vervuilers blijken “spullen” en, met stip op 2, “vlees eten” (Amsterdam, Uitgeverij Q, 3e herziene druk, 225 pp., € 22,50). “Een beter milieu begint bij een karrenvracht cijfers”, kopte Trouw boven een recensie (10.10.2017) van dit boek: niet ten onrechte.
Precies op dàt punt begint de kritiek van de Britse ecoloog Timothy Morton op heel veel ecologische literatuur. Kritiek op die ecologen dus die mensen willen aanzetten om heel veel dingen dingen anders te gaan doen. En daarbij inderdaad doorgaans – zie Porcelijn – de lezer met bakken cijfers opzadelen.
Van Morton verschenen, kort na elkaar, twee boeken in een Nederlandse vertaling: Ecologisch Wezen (Utrecht, Ten Have, 256 pp., €19,99) en Duistere ecologie (Boom, Amsterdam, 238 pp., €24,90). In het blad van Milieudefensie, Down To Earth (2018/2), een korte typering van dat eerste boek. In de inleiding van dit boek wordt trouwens de Rotterdamse filosoof en oprichter van Vakmanstad Henk Oosterling bedankt. Desgevraagd liet Oosterling mij weten dat Morton ooit zijn Skill City-project in Bloemhof bezocht en op de EUR een lezing hield.
In een column in Down To Earth (2018/4) besteedde Thomas van Slobbe ook aandacht aan het andere vertaalde boek van Morton: “Ecologisch bewustzijn is duister voor zover de essentie ervan onuitsprekelijk is”, aldus stelde Morton daar. Van Slobbe blijkt het daar mee eens te zijn. Daar moeten we doorheen “tot we de samenhang beter begrijpen”. Het is nogal moeizaam proza, dat van Morton en dat ligt niet aan de vertaling.
Desondanks benoemde Alex Blasdel hem in de Britse krant The Guardian tot “The philosopher prophet of the Antropocene”. (June 15, 2017, zie hier).
Voor de goede orde: het begrip antropoceen werd ooit gemunt door de Nederlandse Nobel-prijswinnaar Paul Crutzen. Het betekent zoveel als het door de mens (antropos = mens) beïnvloede tijdperk. Op Wikipedia las ik overigens dat ene Alexei Pavlov de term al 80 jaar eerder gebruikte èn dat het de ecoloog Eugene F. Stoermer was die de term behoorlijk wist te populariseren.
Maar goed, terug naar Morton. Hij stelt onder meer dat we als individuen met die cijfers doorgaans maar weinig kunnen. Die broeikasgassen bijvoorbeeld zullen nog wel even in de lucht zitten. Het gaat zelfs 750 generaties duren – dat zijn nog eens cijfers! – voor de huidige broeikasgassen door de oceanen geabsorbeerd zijn. Morton heeft gelijk, denk ik. Maar de urgentie lijkt intussen, nadat onlangs ontdekt werd dat het landijs op Antarctica versneld aan het smelten is, groter dan ooit – zie bijvoorbeeld hier. Al een paar dagen later kon NRC Handelsblad (22.6.2018) beter nieuws melden. Als het landijs op Antarctica smelt, “veert de bodem op”, zo zou uit Delfts onderzoek blijken. Anderzijds vond men in Delft dan weer wel dat het landijs sneller smelt dan een week eerder was vastgesteld…
Acties, ook de kleinere acties, lijken mij hoe dan ook van belang te blijven. Zo bundelden een aantal Nederlandse natuurorganisaties, waaronder Natuurmonumenten en, in onze regio, het Zuid-Hollandsch Landschap hun krachten voor een actie voor het behoud van bijen in het algemeen en wilde bijen in het bijzonder.
Zie resp. hier en hier.
Vermoedelijk zullen we het nog vele jaren met alarm slaande ecologen moeten doen.
Al zijn er ook andere geluiden. Van de Britse ecoloog Chris D. Thomas (York) verscheen onlangs Erfgenamen van de aarde. Een optimistische kijk op de natuur in het tijdperk van de mens, in een Nederlandse vertaling dus (Amsterdam, uitgeverij Nieuw Amsterdam 320 blz. € 24,99 / e-book € 9,99). Deze Thomas hield medio maart 2018 een lezing in het Rotterdamse Arminius. Hij werd daar ingeleid door iemand van een Rotterdamse natuurclub die een verhaal hield over de halsbandparkiet. Die overleeft niet alleen in het Rotterdamse, er vonden ook een aantal genetische aanpassingen plaats: evolutie dus!? Er zou zelfs sprake zijn van een nieuwe soort! Chris Thomas zelf had veel meer voorbeelden. “Dankzij de mens ontstáán er ook diersoorten” kopte de Volkskrant (2.3.2018) boven een interview met Thomas.
Het gelijk van Thomas blijkt ook uit het schitterende boek Darwin in de stad van Menno Schilthuizen, met als ondertitel “evolutie in de urban jungle” (Amsterdam, Atlas Contact, 356 blz., € 24,99) In een NRC-recensie kreeg het boek terecht de maximale 5 sterren! (NRC Handelsblad, 26.5.2018).
Schilthuizen geeft een heldere en enthousiaste presentatie en analyse van wat er met planten en dieren in de stad gebeurt. Hij onderstreept het “antropologische” van het antropoceen, vooral door er op te wijzen dat de mens nieuwe habitats creëert, vooral ook in steden. Illustratief is de geschiedenis van het Newyorkse Manhattan. Werd het eiland ooit doorslaggevend beïnvloed door bevers, nu zijn dat mensen. Er is vanuit ecologisch perspectief eigenlijk helemaal geen reden om de stad niet gewoon ook als “natuur” te beschouwen. Het is tenslotte voor allerlei planten en dieren, inclusief de mens, een habitat. Neem de Londense metro-mug: daar zijn drie sub-soorten van. Ze komen nagenoeg nooit buiten, zijn zich anders gaan voortplanten etc. etc.
Door dit soort evolutionaire (!?) processen wordt ook de vraag wat een soort is steeds belangrijker. NRC Handelsblad (18.5.2018) besteedde onlangs een goed artikel aan de kwestie.
Vermeldenswaard in dit boek is nog de passage gewijd aan de bijzondere collectie van Rotterdamse Natuurhistorisch Museum van Kees Moeliker. Ook is er aandacht voor de Japanse Duizendknoop. Helaas geen oplossingen voor deze probleemplant. Ik ben trouwens bang dat al die pogingen de duizendknoop met wortel en tak uit te roeien de plant dankzij evolutionaire processen alleen maar sterker zal maken.
Op blz. 284 valt dan eindelijk bij Schilthuizen de term urban gardening. Even verderop schrijft Schilthuijzen het volgende: “Overal ter wereld, van Amsterdam tot Acapulco, en van Zamboanga tot Zhengzhou, beginnen urbane buurtgemeenschappen zich bezig te houden met de bescherming van de natuur in hun wijk en met stadslandbouw. Het belang van die landbouw moet je niet onderschatten, want het betekent dat de mens daarmee een integraal onderdeel wordt van het voedselweb van de stad. Via hun zelf geteeld fruit en groente worden de stadsbewoners en hun ingewanden geïntegreerd in de energiestromen van het plaatselijke ecosysteem. En aangezien liefde door de maag gaat, zullen ze zich automatisch meer begaan zijn bij dat ecosysteem” (blz. 284- 285).
Ook niet zonder belang tot slot is de aandacht voor lichtvervuiling. Gelet op de dramatische daling van de insectenstand in Nederland is ook goed te beseffen dat kunstlicht, zeker bij die enorme lichtshows bij de grotere evenementen, ongelofelijke aantallen dode insecten oplevert. De evolutie heeft daar – vreemd genoeg, zo vindt ook Schilthuizen – nog geen oplossing voor gevonden….
Nog even terug naar die Japanse Duizendknoop. De plant werd ooit in Nederland geïntroduceerd door de arts en kenner van de Japanse flora en fauna Von Siebold (1796 – 1866). De Leidse hortus herbergt veel Japanse planten die hij naar Europa haalde. Daar hoort bijvoorbeeld ook de hortensia bij. Ik las laatst ergens dat er met die hortesia ook van alles mis is. Blauw of rose, maar zeker geen ecologisch groen! Hoe dan ook, de Leidse hortus heeft al vele jaren een Von Siebold gedenktuin.
Momenteel is er in de hortus – tot 7 oktober 2018 – een expositie te zien over
Plant & Eter. Ook verscheen er een kookboekje van Evelien Rozema, Plant en eter. Van vezels tot vanille. Een aardig boekje omdat er relatief veel aandacht is voor de stoffen en stofjes die in onze voeding zitten. Verder ook een pleidooi voor een Kweek het zelf. Meer informatie over de tentoonstelling en het boekje vind je hier.
Op een heel andere manier wil ook de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) “ons” anders laten eten. Duurzaam en gezond. Samen naar een houdbaar voedselsysteem heet een rapport dat in maart 2018 verscheen. Vooral interessant om te lezen wat men van plan is om “ons” zo ver te krijgen beter te gaan eten. In dit rapport wordt het vooral bij de consument neergelegd. Niet de industrie aan te pakken dus.
Maar zeker, in theorie kan de consument veel…
Een maand later verscheen bij dat zelfde RLI het rapport De stad als gezonde habitat. Gezondheidswinst door omgevingsbeleid. Een rapport dat vooral verscheen naar aanleiding van de – al vele malen uitgestelde – invoering van de Omgevingswet.
“Het gaat allemaal goed komen”, zo luidt vooral de boodschap. Er komen “interventies” aan (hoofdstuk 3), er staan “nieuwe wettelijke kaders” in de steigers (hoofdstuk 4) en er gaat “gestuurd” worden op een gezonde leefomgeving (hoofdstuk 5). Het meest interessant vond ik het tweede hoofdstuk waarin de relatie tussen gezondheid en leefomgeving geschetst wordt. Beide rapporten zijn gratis te downloaden via de website van het RLI.
Zo langzaam maar zeker komt er ook kritiek op die nieuwe Omgevingswet. Als er lezers van dit tijdschrift zijn die daar een visie op hebben, dan horen wij dat graag!
Ook van filosoof Michiel Korthals moeten we anders gaan eten. Korthals zou je moeten kennen van zijn kritische bespreking van Louise Fresco’s hamburger-boek. Je zou hem ook kunnen kennen van zijn boek Over het eten (2002). In april verscheen een nieuw boek van Korthals, inmiddels als Wagenings filosoof afgezwaaid: Goed eten. Filosofie van voeding en landbouw (Nijmegen, Vantils,383 blz.,€ 29,95). “In Goed Eten laat Michiel Korthals zien waarom een ondoordachte maaltijd niet de moeite waard is. Omdat goed eten meer is dan je maag vullen”, aldus de uitgever in een advertentie. En in een interview voegt Korthals daar aan toe dat als je nadenkt over eten, kun je ook goed nadenken over al die andere dingen” (NRC Handelsblad, 30.4.2018). Tsja. Zoveel is duidelijk: boer en bord zijn zo ver uit elkaar gedreven dat we niet meer weten wat we eten. “Dat kan beter”, stelt Korthals in zijn boek. Dat vinden de meeste stadslandbouwers ook. Korthals behandelt de bijdrage van stadslandbouw helaas niet heel erg uitvoerig.
Het eerder genoemde blad Down To Earth vindt ook dat een eerlijker voedselsysteem er alleen zal komen “als je elkaar kent en begrijpt” en organiseerde daarom gesprekken tussen boeren en betrokken burgers. Het gratis e-book met die gesprekken vind je hier.
Tot slot wat dat min of meer nieuwe begrip antropoceen betreft. Mede-SLT-redacteur Paul de Graaf wees mij nog op een belangrijk, nog te verschijnen artikel van Erik Swyngedouw en Henrik Ernston in het tijdschrift Theory, Culture and Society waarin zij betogen dat het begrip antropoceen zaken als milieuvervuiling en klimaatverandering depolitiseert. Zij spreken daarom van antropo-obsceen…. In het Nederlandse tijdschrift Agora (2018/1) een (niet zo heel erg goed )interview met Erik Swyngedouw, het betreffende nummer is hier te bestellen.
Swyngedouw heeft zeker een punt als hij stelt dat niet ieder mens een even grote verantwoordelijkheid heeft voor milieuvervuiling en klimaatverandering. Heel veel mensen zijn ook veeleer slachtoffer dan dader. Maar om alle ellende nou aan het kapitalisme te wijten? Je kan er ten onzent ook voor kiezen om bijvoorbeeld geen auto ter rijden. Van het anarchistische (!) tijdschrift De AS verscheen onlangs zelfs een anti-auto-nummer De auto voorbij (te bestellen door €7,50 over te maken naar bankrekening NL02 TRIO 0198 0821 50 (BIC: TRIONL2U) t.n.v. De AS, Breda onder vermelding van De AS nr 201.
En… zie ook dat boekje van Porcelijn waarmee ik deze rubriek begon.
Die grote kladderadatsch waarmee we afscheid zouden kunnen gaan nemen van dat kapitalisme zie ik nog niet aankomen, Swyngedouw trouwens ook niet. Intussen is het al weer wel 150 jaar geleden dat Marx’ Das Kapital verscheen. “Dieses Saubuch” vond Marx zelf: deze uitspraak werd een kop boven een artikel in Der Spiegel (2017 / 30) over 150 jaar Das Kapital. Er verscheen in 2017 ook een boek van Jürgen Bönig, Karl Marx in Hamburg (Hamburg, VSA Verlag, 184 blz., ca. €25,00) waarin het verhaal verteld wordt van het verschijnen van het boek in 1867 in Hamburg. Marx woonde toen in Londen en bezocht zijn uitgever in Hamburg een aantal keren…
Terug naar het antropoceen: de mens in dit tijdvak is steeds vaker een stedeling. Meer en meer word de Stad dé menselijke habitat. Steden worden ontworpen zoals nagenoeg alles tegenwoordig ontworpen wordt. Design als Dasein zoals de Rotterdamse filosoof Henk Oosterling dit inzicht ooit in fraai Nederlands verwoordde.
Vroeger ging het bij dat ontwerpen doorgaans om individuele huizen, later over woonblokken, over flats. Tegenwoordig gaat het om wijken – om ecowijken bijvoorbeeld – en soms, denk bijvoorbeeld aan Lelystad en Almere maar ook aan steden in China (die soms jaren leeg blijven staan).
In die ontwerpen moet dan, meestal, vroeg of laat gewoond worden. Socioloog en stedenbouwkundige Richard Sennett (Chicago 1943) nam “het bouwen en het wonen” als vertrekpunt voor zijn nieuwe boek: Building and Dwelling. Ethics for the City. Positieve recensies in onder meer in The Guardian (24.2.2018) en ten onzent in De Volkskrant (18.5.2018). In het boek zeker ook aandacht voor groen, en voor tuinen. Zo is er aandacht voor de tuinstad-utopie van Howard, zij het veel minder nadrukkelijk dan in Carolyn Steel’s belangrijke boek Hungry City (2008). Een boek dat het belang van food en wat daar zoal mee samenhangt een veel fundamenteler plaats geeft.
Bij Sennett komen een aantal van mijn helden voorbij – dat dan weer wel: de Chicagose socioloog W.I. Thomas bijvoorbeeld, als ook de beroemde stedenbouwkundige Jane Jacobs en haar vakgenoot en “bijna-anarchist” Lewis Mumford. Deze Mumford schreef trouwens lang geleden een opmerkelijk artikel over A walk through Rotterdam in de New Yorker (Oct 12, 1957): over Rotterdam in het algemeen en de destijds revolutionaire Lijnbaan in het bijzonder. Dat artikel vind je (niet gratis) hier. Al googelend vond ik er een mooi citaat uit, te weten op een informatieve internationale pleinen-site.
Later in het Stadslandbouwtijdschrift een uitgebreidere bespreking van Sennett’s boek.
Nederland is een van de meest verstedelijkte landen ter wereld. Als het in Nederland over gemeentes gaat, gaat het dan ook over steden. Al 20 jaar verschijnt er jaarlijks een Atlas voor Gemeenten. In de editie van 2018 werden de 50 grootste gemeenten van Nederland op 50 punten onderling vergeleken. Helaas: een tabel over vergroening blijkt over het aantal inwoners tussen de 15 en 30 jaar te gaan, als percentage van de totale bevolking. En: de culinaire kwaliteit van Rotterdam blijkt in 2012 boven het landelijk gemiddelde te zijn uitgestegen. In de 15e editie die in 2013 verscheen was wat meer aandacht voor echt groene issues. Het groen in de Rotterdamse wijken lag toen zowel kwa omvang als kw kwaliteit onder het daar gehanteerde gemiddelde. Hoe dat nu zit wordt uit dat recente atlas dus niet duidelijk. Meer info over deze atlassen hier.
In 2022 vindt in Almere de 7e Floriade plaats. De 1e aflevering van dit tuinspektakel vond in 1960 in Rotterdam plaats. De stad heeft er een Euromast aan over gehouden. Al met al had die Floriade in mijn beleving een nogal suf imago, maar dat lijkt te gaan veranderen. Greening The City zal in 2022 het thema zijn. Ik was bij een van de eerste bijeenkomsten gewijd aan die Floriade op de Aeres Hogeschool in Almere waar Lori Stahlbrand sprak: zij is, evenals haar echtgenoot Wayne Roberts, nauw betrokken bij de Food Policy Council in Toronto. Half maart sprak zij ook op de lancering van de Food Council MRA, waarvan op deze site verslag werd gedaan.
Als het over stadslandbouw gaat, gaat het zelden over volkstuinen. Dat is jammer. Het gaat in Rotterdam tenslotte om zo’n 5000 tuinen, verspreid over 40 complexen. Op die volkstuinen gebeurt intussen van alles. Het lokale, Rotterdamse bestuur is niet meer, volkstuinierend Rotterdam wordt nu aangestuurd door de landelijke koepel SVIN (Stichting Volkstuinen in Nederland). De gemeentelijke Stadskrant (21.3.2018, onder meer verspreid als bijlage bij het huis-aan-huis blad De Havenloods) berichtte daar onlangs over. Zie ook hier.
Op 1 juni j.l. ging het Luchtpark op de Hofbogen open. Ik las een berichtje in De Havenloods (16.5.2018) én in de Rotterdam-Bijlage van NRC Handelsblad (26.5.2018). Er moet nog veel gebeuren want het park, hoe mooi ook, is vooralsnog beperkt tot slechts een fractie van bijna 2 km van dat “het langste dak van Nederland” waar de Havenloods van spreekt.
Niet ver van dat Luchtpark staat het Schieblock. Het tijdschrift De Architect (www.dearchitect.nl) meldde dat op 1 juli het huurcontract verlengd zal worden. Na het winnen van allerlei prijzen kan men dus gelukkig ook gewoon door. Eerder wilden Leefbaar en de VVD het pand, al even gewoon, slopen om nieuwbouw mogelijk te maken: die plannen zijn inmiddels van tafel.
Vertical farming. De Rotterdamse LEI-onderzoeker Jan Willem van der Schans is enthousiast, zoals bleek in een hier eerder genoemde aflevering van vpro’s Tegenlicht.
Kritiek is er vooral uit de hoek van stadsboeren: vertical farming is een monocultuur en is derhalve net zo kwetsbaar als de industriële landbouw. Intussen denken ze op Nijenrode – i.c. hoogleraar Annemieke Roobeek aldaar – al dat Nederland het Silicon Valley van de Vertical Farm Systems wordt. Zie hier. Op dezelfde site ook een stuk over kringlooplandbouw. Dat klinkt al een stuk beter !?
Qua vertical farming wil Rotterdam ook van de partij zijn.
Overigens is Silicon Valley niet per definitie een feest. Gentrification is in en rond San Francisco bijvoorbeeld een enorm probleem geworden. Over gentrification in relatie tot food policy schreef Nevin Cohen, dè socioloog van de New Yorkse stadslandbouw, een goed stuk. Zo ook, al veel eerder, Jeanne Haffner, in The Guardian, in 2015 (zie hier) en in 2016 (hier). Recent schreef Caroline Harrap vanuit Bordeaux over “tweedehands” gentrification….
Dit alles is zeker niet allemaal 1-op-1 naar de situatie in Nederland te vertalen maar een en ander gaat vroeg of laat ook hier een rol spelen.
Intussen in Rotterdam…. De prachtige Tuin op de Pier, op de Lloydpier, dreigt te verdwijnen. Ook daar gaat namelijk gebouwd worden. De al even prachtige Tuin aan de Maas op de aanpalende Mullerpier verdween al eerder. Ook vanwege nieuwbouw. Was er voor de Tuin op de Pier aanvankelijk nog sprake van een mogelijk nieuwe locatie, daar lijkt nu ook een streep doorheen te zijn gezet.
Inmiddels is er wel sprake van enige beweging. Al weer een tijdje terug werd de Vereniging Groen010 opgericht. In het huis-aan-huis-blad De Nieuwspeper (30.5.2018), een uitgave door de Metro-groep, trof ik een artikel aan over De onschatbare waarde van groen in 010. “We willen een krachtige samenwerking met de gemeente opzetten, zodat de mensen achter de groene initiatieven ook in de toekomst hun werk goed kunnen blijven doen”. Hopelijk dat een nieuw Rotterdams College van B & W daar ruim voor open staat!
In de uitgave van De Nieuwspeper van 27 juni onder de kop Schoffelen bij het spoor aandacht voor GroenGoed, met een interview met stadsboer (en Stadslandbouwtijdschriftredacteur) Rutger Henneman.
Intussen gaat het naar verluidt niet goed met Vakmanstad. Vestia en Stichting De Verre Bergen (SDVB) stopten met de financiële ondersteuning. Wat SDVB betreft is het wachten op een rapport van een team – waarin onder meer stadssociologe Joke van der Zwaard – dat onderzoek deed naar de opties van De Verre Bergen bij het ondersteunen van bewonersinitiatieven. In dat kader ondersteunde SDVB nog een oploop naar aanleiding van mijn onderzoek Het is mijn hobby niet.
Tot zover. Commentaar op en suggesties voor deze rubriek graag naar
ceesbronsveld@post.com