De strijd om het Rotterdamse stadslandschap

0

Over stadslandbouw en anarchisme

Voor het AS-nummer “Van wie is het landschap?” blikken wij, stadslandbouwers Paul de Graaf en Rutger Henneman en ex-AS-redacteur Cees Bronsveld, en samen de redactie van het Stadslandbouwtijdschrift, terug op 10 jaar stadslandbouw in Rotterdam. Met het stedelijk landschap als decor gingen we op zoek naar de potentie van stadslandbouw om maatschappelijke idealen te verwezenlijken…

Zoveel is duidelijk. Het anarchisme is een inspiratiebron geweest voor een flink aantal stadslandbouwers en minstens evenzoveel stadslandbouwprojecten. Het bekendste Rotterdamse voorbeeld is ongetwijfeld Uit je eigen stad. Een van de initiatiefnemers daarvan was Bas de Groot. Gevraagd naar zijn inspiratiebronnen noemde hij als eerste de anarchist Stirner (1).

Een ander stadslandbouwproject met een nadrukkelijke anarchistische inspiratie is bijvoorbeeld Witte vlieg, een initiatief in Drenthe. De Wageningse sociologe Esther Veen besteedde er in haar proefschrift Community Gardens in Urban Areas (2015) uitgebreid aandacht aan.(2)

Net als de kraakpanden van enkele decennia geleden zijn buurtmoestuinen en andere min of meer collectieve projecten in de buitenruimte prefiguraties, experimentele voorbeelden, van niet- of antikapitalistische samenlevingsvormen. AS-redacteur Thom Holterman wees hier op in zijn recensie van mijn boekje Onze oogst (3). Hij was daarmee overigens wel de spreekwoordelijke uitzondering. Kreeg destijds de kraakbeweging en de daardoor gecreëerde vrijplaatsen overal terecht volop aandacht in de anarchistische pers, voor de min of meer nieuwe groene experimenten in de buitenruimte was en is daarentegen nauwelijks aandacht.

In onder meer het Zwitserse Basel werd de lokale stadslandbouw ook succesvol gekoppeld aan een alternatieve munt, en daarmee deel van een alternatieve economie die naast de officiële economie zou gaan functioneren.(4)

De anarchistische desinteresse voor dit onderwerp kan intussen zeker niet verklaard worden aan een gebrek aan literatuur over het mogelijk politieke belang van het verschijnsel stadslandbouw. Die literatuur over de sociale en politieke effecten van ervaringen van mensen op gemeenschapstuinen en dergelijke stemmen doorgaans bovendien op zijn minst hoopvol.(5) En er verschenen ook studies met uiterst inspirerende titels als Avant Gardening en Above the Pavement, the Farm – al moet je om die laatste titel te kunnen plaatsen wel iets van Parijs 1968 weten, Dessous les pavés, c’ est la plage, dan wel van dat prachtige Duitse boekblad Unter dem Plaster Liegt der Strand gehoord hebben.(6) Last but not least: de Britse anarchist Colin Ward schreef een prachtig boekje over het volkstuin-landschap!(7)

Dat voedselsystemen aandacht verdienen werd intussen ook heel erg duidelijk. Het is, denk ik, in dit verband wel aardig te wijzen op de uitspraak ‘We are nine meals away from anarchy’, aangehaald door ene Lord Cameron of Dillington, voorzitter van een adviesclub van het bewind van de Britse premier Tony Blair. Hij realiseerde zich dat het Londense food system voor 80% afhankelijk was van import, veelal per vliegtuig, en daarmee zéér afhankelijk van de beschikbaarheid en het prijsniveau van fossiele brandstoffen. Hij realiseerde zich de kwetsbaarheid van dat voedselsysteem: 3 dagen – 9 meals – geen aanvoer en de pleuris breekt uit. Het is met andere woorden ook vanuit het systeem geredeneerd bittere noodzaak wat aan die absurde voedselsystemen te doen. (8)

Maar er zijn zoals bekend vooral heel veel domme kapitalisten. Ook in New York. Daar ontstonden in de jaren zeventig vele community gardens. Die werden een tijd door de stad gedoogd – totdat de Newyorkse burgemeester Giuliani (inmiddels is hij juridisch adviseur van Trump) in 1997 besloot om een einde te maken aan dat ‘communistische gedoe’ van gemeenschapstuinen. Er verschenen bulldozers. Welaan: sindsdien kent New York een sterke stadslandbouwbeweging. Een beweging die inmiddels onder druk staat. De tuinen hadden namelijk, door place making, ook invloed op de gentrification waardoor bijvoorbeeld in Brooklyn de afro-american bevolking de wijk uitgejaagd werd. (9)

Stadslandschap

Paul de Graaf (1972) studeerde af als bouwkundige op de relatie tussen architectuur, landschap en ecologie.(10) In zijn professionele praktijk werd hij onderzoeker, initiator en landschapsarchitect, met als recente interesse daarbinnen voedselbossen. Hij is onder meer betrokken bij de ontwikkeling van Voedselbos Vlaardingen en het voedselbos op het Rotterdamse arboretum Trompenburg. Hij was ook een van de initiatiefnemers van Eetbaar Rotterdam, aanvankelijk een expertise-groep (2007- 2010), daarna (2010-2017) een vereniging. Eetbaar was nauw betrokken bij de opzet en start van stadsboerderij Uit je eigen stad.

Paul is met name geïnspireerd door het ecologische systeemdenken gebaseerd op onder meer de Gaia-theorie. Voor onze terugblik moest Paul zich dus nog wel even inlezen in de ins en outs van het anarchisme.

Volgens Paul biedt het begrip landschap meteen al wel een interessante invalshoek om te kijken naar de vraag of stadslandbouw in Rotterdam heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van idealen voor een betere wereld. ‘Landschap is een Oudnederlands begrip, waarbij ‘schap’ verwijst naar een administratieve, bestuurlijke eenheid. Het is verwant aan het begrip waterschap, met een link met bestuur, overleg en onderhoud. De term gaat dus aan de ene kant over het land, de natuur, inclusief geologische en klimatologische processen. Aan de andere kant gaat het over menselijke ingrepen in die natuurlijke omgeving: een ordening en beheer van een gebied. In de loop van de tijd heeft de betekenis zich verbreed naar een manier van kijken. Zo introduceerden Nederlandse landschapsschilders het begrip in de 16e eeuw in Engeland, waar vervolgens het werkwoord landscaping ontstond: het aanpassen van de omgeving naar een esthetische ideaal dat uit die schilderijen spreekt. Daar komt ook de betekenis van landschap als het geheel aan verschijnselen aan het aardoppervlak zoals we die waarnemen – en de waardes die we er aan toe kennen – vandaan. Later is deze door de aardwetenschappen en de ecologie verder uitgebreid met het concept van een landschap als samenhangend systeem gevormd door natuurlijke krachten. Door al deze betekenissen is landschap een canvas waarop verschillende (esthetische, praktische en ethische) wereldbeelden kunnen worden geprojecteerd. En dat maakt het ook een strijdtoneel voor die verschillende benaderingen. Een plek waar nut, schoonheid en waarde verschillend worden geïnterpreteerd door boeren, burgers en overheid, waar bezit van en toegang tot land en grondstoffen niet voor iedereen vanzelfsprekend is. Dat het landschap onderhevig is aan conflict en verandering is goed zichtbaar in de discussie over landbouw en natuur. Zowel de recreatieve als de ecologische blik op het landschap worden steeds invloedrijker. Is het landschap van de boer als beheerder, van de stedeling die het in zijn vrije tijd gebruikt, van de samenleving als geheel of van commerciële krachten met internationale belangen?

Inmiddels heeft de landschappelijke blik zich ook op de stad gericht: het stadslandschap, het woon-werklandschap, het industrielandschap. Ook in dit stenen landschap komt de discussie over landbouw, natuur en recreatie terug en botsen verschillende wereldbeelden. Stadslandbouw was en is hier een aansprekend voorbeeld van.’

Het belang van voedselsystemen voor het landschap in het algemeen en van het stadslandschap staat inmiddels wel vast. Zie bijvoorbeeld de stadslandbouw-klassieker Hungry City, Carolyn Steel haar ook in het Nederlands vertaalde stadslandbouwbijbel. In haar boek laat zij vooral ook zien hoe onze historische en de huidige voedselsystemen, in belangrijke mate onze stadslandschappen mede gevormd hebben en nog altijd vormen. (11) Denk aan de Amsterdamse Kalverstraat of, nog beter, aan de Rotterdamse Meent.

Mooi is ook de schets die de anarchist Graeber van het New Yorkse stadslandschap in zijn Direct Action studie biedt. In bepaalde buurten zag hij activist landscapes: ‘ (…) squats, community gardens, social or community centers, radical bookstores/infoshops, and other more-or-less friendly institutions: co-ops, vegetarian restaurants, second-hand bike stores, avant-garde theaters, friendly churches, or even cafés and bars where activists are likely to be found hanging out’.(12)

Idealen

Rutger zegt nog nooit nagedacht te hebben over de term landschap, iets dat ook voor mij geldt. Rutger: ‘De term komt op mij nogal apolitiek over. Maar zoals Paul de term beschrijft, als samenkomst van natuur, menselijke inrichting, èn menselijke betekenisgeving, en als een decor voor ideologisch conflict, zie ik veel aanknooppunten voor mijn eigen werk met mijn stadslandbouwprojecten’.

Aan het woord is Rutger Henneman (1981), een wat je noemt actieve Rotterdamse ‘stadsboer’.(13) Hij studeerde Development Studies in Wageningen en deed antropologisch onderzoek naar grondeigendomsverhoudingen in Schotland. Hij publiceerde daar later over, samen met activist en schrijver Alastair McIntosh. (14)

Sinds 2000 verbouwt Rutger zijn eigen groenten. Stadsboer is hij sinds 2007. Als medeoprichter van GroenGoed werkt hij op acht buurtmoestuinen in Rotterdam. Een deel van de oogst van de tuinen waarop Rutger actief is gaat naar armoedebestrijdingsprojecten. Verder is Rutger mede-initiatiefnemer van de samenwerkingsverbanden Groene Groeiplekken, Groen010 en deRotterdamse Armoedebestrijdings Beweging. De tuinen waar Rutger actief is of was hebben namen als de Gandhituin en de Vredestuin. Die tuinen hebben dan ook uitgesproken sociaaleconomische en politieke doelen.

Rutger: ‘In Rotterdam zie ik, zoals ook elders, een strijd gaande tussen arm en rijk. Die strijd is ook een strijd om land, waarbij ook het landschap van belang is, zo besef ik sinds kort.. Bij elke nieuwe ontwikkeling van de stad moet je je afvragen of mensen met een laag inkomen uitgesloten worden. Of niet. Grote projectontwikkelaars willen stukken groen in Rotterdam “ontwikkelen” tot woontorens met dure appartementen. Wonen wordt steeds duurder, zeker wonen in het groen. Grond in Rotterdam wordt meer en meer exclusief toegekend aan rijke stadsgenoten. Ik ben zelf met stadslandbouw begonnen om te laten zien dat een betere wereld mogelijk is. Ik ben ervan overtuigd dat de massale ecologische destructie en massale armoede in de wereld onlosmakelijk verbonden uitwassen zijn van het kapitalistische wereldeconomie. Ik zag in dat een project waarin je gezamenlijk groenten verbouwt een doorkijkje kan bieden naar een alternatieve vormgeving van de fundamentele maatschappelijke structuren. Op onze buurttuinen, geïnitieerd door Stichting Vredestuin en Stichting GroenGoed, werken we altijd vanuit niet-kapitalistische eigendomsverhoudingen. We onderbouwen ons werk vanuit een fundamentele kritiek op het kapitalisme. Stadslandbouw heeft inderdaad ook de potentie om te experimenteren met andere samenlevingsvormen. Maar dat gebeurt helaas niet vanzelf en is zeker niet vanzelfsprekend. Stadslandbouw kan ook het neoliberalisme versterken. Een stadslandbouwproject dat van haar bezoekers vraagt om 3 euro neer te leggen voor een kop muntthee, sluit mensen met een laag inkomen uit van de rijkdom van het land in de stad.’

Nieuwe sociale bewegingen

Zelf – ik ben van 1954 – kon ik melden dat ik, zoals zo veel sociologen van mijn generatie, eigenlijk altijd min of meer antikapitalist is geweest. En dus altijd wel gehoopt heb op wat een tijdje nieuwe sociale bewegingen heette: sociale bewegingen die, zeg maar, à la het Marxe proletariaat, de grote kladdaradatsch zouden kunnen bewerkstelligen. Of op zijn minst een bijdrage konden leveren aan de mijns inziens vooral noodzakelijke economische democratisering van onze samenleving. In mijn onderzoek naar burgerinitiatieven in de buitenruimte, Het is mijn hobby niet uit 2016, besteedde ik een hoofdstuk aan die initiatieven als mogelijke bijdragen aan een meer participatieve democratie. (15) Want ja, dat proletariaat waar socialisten van allerhande pluimage, anarchisten niet uitgezonderd, hun hoop op vestigden werd immers door het kapitalistische systeem tamelijk eenvoudig ingekapseld. ‘Arbeid was een belangrijk thema voor een sociale beweging en dus was de arbeidersbeweging in de 19e en 20e eeuw belangrijk. Om dat in te zien hoef je denk ik geen anarchist of revolutionair te zijn. In de jaren zeventig en tachtig kwamen vervolgens onder invloed van tiers-mondisten als Cabral in Afrika en Che Guevara in Latijns-Amerika de boerenbewegingen aldaar in beeld. Daarna kwamen toch vooral weer westerse protestgroepen op zoals de kraakbeweging, de milieubeweging…. En dan gaat het nu ineens over de stadslandbouwbeweging, over voeding, over eten dus. En over de leefomgeving: zowel lokaal, voor de deur zelfs, over de buitenruimte als mondiaal over het klimaat: hoe fundamenteel kan een leidend thema voor een beweging zijn – of worden? Zou de stadslandbouwbeweging niet kunnen uitgroeien tot iets wat vroeg of laat een groot maatschappelijk momentum zou kunnen krijgen? De grüne politicus en ex-DDR-dissident Rudolf Bahro (1935-1997) voorspelde dat het kapitalisme niet aan interne klassentegenstellingen ten onder zou gaan maar doordat het systeem op ecologische grenzen zou stuiten, en daar honderd procent zeker, op zou vastlopen (al is ‘verzuipen’ inmiddels een realistischer beeld). Ik heb er een paar jaar goede hoop op gehad.’

De klimaatproblematiek bleef echter, hoe fundamenteel ook, vooralsnog een links thema. Een echte stadslandbouwbeweging kwam niet van de grond. En de vereniging Eetbaar Rotterdam werd veelzeggend genoeg in 2017 opgeheven.

Gaia

Zoals eerder aangegeven is ook Paul in de aanloop naar onze bijdrage aan de AS geïnteresseerd geraakt in het anarchisme. Zijn belangrijkste inspiratie vond hij eerder vooral in het Gaia-denken – je kunt er het een en ander over vinden op Wikipedia. Paul: ‘Mij heeft dat denken geholpen om de vraag van duurzaamheid te verankeren in een concept van hoe de wereld werkt, dat grenzen definieert maar wel op een manier die ruimte laat voor politieke keuzes. Het natuurlijke systeem van de aarde kan daarbij dienen als kader: uiteindelijk moeten we het met al het leven op aarde rooien op deze planeet met haar eindige grondstoffen en de energie die van de zon komt en de warmte uit het binnenste van de aarde en als spiegel. Hoe lost de natuur problemen op als afval en energievoorziening? Kent de natuur een verdelingsvraagstuk? Hoe is de natuur georganiseerd en in hoeverre weerspiegelt de menselijke samenleving die organisatie? En wat betekent dat? Als je de ontwikkeling van de mens bekijkt als onderdeel van dit systeem zie je dat we enerzijds steeds beter begrijpen hoe het werkt en hoe we er mee kunnen werken, en dat we anderzijds met technologie bepaalde regulerende principes uit de natuur (tijdelijk) buitenspel zetten, wat op korte termijn welvaart en economische groei oplevert en op langere termijn milieuproblemen die uiteindelijk toch weer bij ons op het bord komen.’

Gevraagd naar een link van dit alles met het anarchisme reageert Paul enthousiast: ‘Ik zie zeker parallellen tussen de inzichten uit de Gaia-theorie en principes in het anarchisme. De nadruk op relatieve autonomie en zelfbeschikking is terug te vinden in het principe van geneste ecosystemen die relatief zelfstandig maar wel verbonden aan elkaar en met overkoepelende systemen op hoger schaalniveau gekoppeld zijn: pan-archie. Beetje think global, act local maar wat complexer, wat realistischer ook, denk ik. In de stadslandbouw is lokale (zelf)organisatie natuurlijk een belangrijk thema. De vereniging Eetbaar Rotterdam liet zich mede inspireren door de principes van ZERI (Zero Emissions Research Initiative) van Gunter Pauli, de voorloper van de Blue Economy (16), dat op haar beurt weer mede geïnspireerd is op de vijf koninkrijken van de natuur zoals Lynn Margulis die heeft gedefinieerd.(17) Een bekend voorbeeld van ZERI is de bierbrouwerij waarvan alle bijproducten, het afval, wordt verwerkt door dieren, bacteriën of algen, waardoor verbinding ontstaat tussen verschillende lokale (productie)processen en meerwaarde wordt gegenereerd, zowel financieel als sociaal. Kennis is de verbindende factor tussen verschillende kleinschalige systemen. Met de expertisegroep en later ook de Vereniging Rotterdam hebben we ons ingezet voor een Rotterdamse stadslandbouw die kennis en vaardigheden wilde delen.’

Paul’s studie Ruimte voor stadslandbouw bekeek waar stadslandbouw een plek zou kunnen vinden. Het idee was daarbij dat met de frisse kijk van stadslandbouw onvoorziene mogelijkheden zichtbaar zouden worden en dat overzichtelijke plekken als braakliggende terreinen, daken, restgroen en dergelijke – gratis – ruimte zouden kunnen bieden aan vernieuwende vormen van eetbaar groen en nieuwe manieren om voedsel te produceren met allerlei voordelen voor de stad. (18)

‘Terugblikkend was stadslandbouw een onderdeel van een veranderende omgang met publieke ruimte”, zegt Paul. ‘Was die publieke ruimte vroeger overzichtelijk georganiseerd in openbare pleinen, straten en parken die door de gemeente onderhouden werden, door “liberalisering” worden steeds meer vierkante meters geprivatiseerd en anderzijds vanuit de participatiegedachte royaal overgedragen aan de zorg van de burger. Daarmee is het vanuit anarchistisch perspectief een strijdtoneel waar de burger zaken van het systeem kan opeisen, kan bevechten. Rotterdam wordt nog steeds, zowel nationaal als internationaal, nog steeds als een voorloper op dit gebied gezien.’

Gramsci

Rutger heeft meer verwantschap met het anarchisme, maar noemt zichzelf geen anarchist. ‘Het anarchisme zie ik als een moderne ideologie die uitgaat van rationalistische principes als vrijheid en gelijkheid. Voor mij staan deugden centraal, of spiritualiteit: een streven naar een vervuld bestaan. Mijn kritiek op het kapitalisme en mijn idealen voor een andere samenleving komen dus meer voort uit een voor-moderne grondslag.’ Proudhon en Kroprotkin (19) waren – en zijn – inspiratiebronnen voor Rutger: ‘Proudhon vanwege zijn ideeën over eigendom. Bij het lezen van Proudhon besefte ik me voor het eerst dat ons kapitalistisch (individueel en exclusief) eigendom over natuurlijke hulpbronnen onrechtvaardig en onderdrukkend is: een vorm van geweld zelfs. Niemand mag uitgesloten worden van het gebruik van de aarde om te leven. Door Kropotkin besefte ik me dat we van nature groepsdieren zijn. Zelfs individueel exclusief eigendom is in werkelijkheid niet individueel en exclusief, omdat het een afspraak is binnen een groep die bestaat zolang de groep het respecteert. Als idee is het dus tegenstrijdig: een illusie. Als set van afspraken is het gewelddadig. Met mijn stadslandbouwprojecten werken we dus ook expliciet niet exclusieve normen. Wij zeggen altijd: deze buurtmoestuin is van iedereen die meedoet en iedereen is welkom om mee te doen…’ Proudhon en Kropotkin waren en zijn voor hem belangrijke inspiratiebronnen. ‘Proudhon vanwege zijn ideeën over eigendom. Eigendom is volgens mij inderdaad vaak diefstal. De publieke ruimte is van ons allemaal. Kropotkin is voor mij van belang vanwege zijn nadruk op nut en noodzaak van samenwerken.’ (17)

Een andere belangrijke invloed voor Rutger is Antonio Gramsci. ‘Gramsci was een Italiaanse communist die in de tijd van Mussolini in de gevangenis in zijn dagboek zijn sociologische theorie heeft uitgewerkt. Hij was gebiologeerd door het enorme belang van cultuur voor het bestaan van ons economisch stelsel, het kapitalisme. Kort gezegd bestaat het kapitalisme volgens Gramsci vanwege de kapitalistische hegemonie. Een hegemonie is het kennissysteem dat een cultuur domineert. Overal, op school, in de kerk, in sportclubs, op straat, in de winkel, thuis aan tafel, tijdens werk in de fabrieken van die tijd en op het land, geeft iedereen de wereld betekenis aan de hand van kapitalistische verklaringen. Van kinds af aan is de wereld kapitalistisch aan je uitgelegd. Je kan zelf dus ook niet anders dan de wereld kapitalistisch uitleggen. Je hebt geen idee hoe de wereld er uit zou zien als we een niet-kapitalistische economie zouden hebben. Bijna niemand heeft de mogelijkheid om gebeurtenissen te verklaren vanuit alternatieve kennissystemen. Niemand zoekt naar oplossingen voor problemen vanuit alternatieve kennissystemen. Dus de culturele hegemonie bestendigt altijd het kapitalisme. Om uit die spiraal te komen is het volgens Gramsci nodig dat een groep mensen in de samenleving een ‘counter-hegemonie’ formuleert: een alternatief kennissysteem, wat de wereld verklaart vanuit een ander fundament. Die counter-hegemonie moet consistent in elkaar zitten. De kapitalistische ideologie (net als haar voorgangers zoals het mercantilisme en katholieke economische theorieën) zit heel erg consistent in elkaar. Bedacht door van auteurs als John Locke, Adam Smith en David Ricardo. De theorie kon hegemonisch, dominant, worden doordat er bijna geen tegenstrijdigheden in zitten. Ieder mens (juist ook mensen in de arbeidersklasse) gelooft een theorie niet meer bij de eerste de beste tegenstrijdigheid die iemand tegenkomt. Er moet volgens Gramsci dus veel werk gestopt worden door veel denkers om die counter-hegemonie goed uit te denken en zo te ontwikkelen dat er geen tegenstrijdigheden inzitten. Die counter-hegemonie moet zich verspreiden, zodat steeds meer mensen een alternatief hebben naast de hegemonie. Pas dan zal er een grote verandering plaats vinden in de samenleving: een revolutie.’

Daarmee is Gramsci is volgens Rutger uiterst actueel: ‘Ik ben ervan overtuigd dat de massale ecologische destructie en massale armoede in de wereld onlosmakelijk verbonden uitwassen zijn van het kapitalistische wereldeconomie. En het kapitalisme is sterker dan ooit. We leven in het zogenaamde “there-is-no-alternative-tijdperk”. Het communisme heeft verloren. En er bestaan bijna geen (of slecht alleen maar slecht ontwikkelde) alternatieve ideologieën op die van het neoliberalisme. Door pragmatische politiek (het idee dat beslissingen genomen moeten worden op basis van feiten in plaats van ideologie) wordt er door bijna niemand een alternatieve ideologie verder ontwikkeld en tegenover het neoliberalisme gesteld. Daarom blijft iedereen neoliberaal denken, de wereld neoliberaal uitleggen en neoliberale oplossingen zoeken voor problemen. Daarom zouden we meer goed doordachte en onderbouwde alternatieve ideeën moeten uitwerken en deze zo veel als mogelijk in de praktijk moeten uitwerken. Ik geloof zeer in een praktische dialoog tussen heel veel van al die alternatieven ’

Het experiment in de praktijk

Maar de praktijk is weerbarstig, ontdekte Rutger. ‘De stadslandbouw, zeker ook die in Rotterdam beweegt zich een heel andere kant op. Je ziet eerder hoe hardnekkig het neoliberalisme is. Zelfs de meest idealistische stadslandbouwprojecten stellen zich op als een kapitalistisch bedrijf. Het stadslandbouw-discours is grotendeels neoliberaal. De hoofdbezigheid van veel stadslandbouw-projecten is het ontwikkelen en realiseren van hun ‘verdienmodel’. Stadslandbouwprojecten zijn in een concurrentiestrijd verwikkeld van allen tegen allen om hun fondsen en subsidies binnen te halen, of om hun producten te verkopen. Veel stadslandbouwprojecten verkopen dure groenten voor mensen met geld, of hebben een theehuis voor mensen met geld. Vaak halen stadslandbouwprojecten daar hun trots uit: ondernemer zijn. Ze noemen zich dan vaak “sociaal” ondernemer. Slagen als stadslandbouw-ondernemer lijkt bij te dragen aan het sociaal kapitaal en aanzien van stadslandbouwprojecten. De gemeente werkt daar hard aan mee. Die ziet het liefst dat alle projecten “zelfvoorzienend” zijn: onafhankelijk van de gemeente – maar afhankelijk van de markt en dus van mensen met geld.’

Paul reageert…. ‘Eetbaar Rotterdam heeft daar – met de beste bedoelingen – aan bijgedragen, ben ik bang. Eetbaar had als visie dat stadslandbouw de stad mooier en duurzamer meer leefbaar zou kunnen maken en dat de stadsboer die dit verwezenlijkt dat als beroep zou kunnen doen. Een stoer Rotterdams verhaal. Het beeld van de stadsboer die zijn eigen broek wel op zou houden, is overgenomen door de gemeente en heeft de ontwikkeling die Rutger hier beschrijft ondersteund. Toch is het de vraag of afhankelijkheid van geld van de gemeente (zelf ook onderdeel van het marktdenken) beter is dan afhankelijkheid van geld van (mede)burgers. Het gaat er volgens mij om te proberen om andere invulling te geven aan wat we verstaan onder economie. Het gevaar ligt er in dat je de reële vraag hoe je rond komt zich gaat mengen met de ideële vraag hoe je zou willen dat we samen rondkomen en samen (rechtvaardig) leven.’

Rutger zegt niet wanhopig te zijn geworden, maar wel realistischer. ‘Stadslandbouw heeft nog altijd de potentie om een experimentele ruimte te zijn voor de ontwikkeling van andere maatschappelijke fundamenten. Maar dat gaat niet vanzelf. We hebben veel werk te doen om in de stadslandbouw de culturele strijd aan te gaan en de wereld (en ook stadslandbouw zelf) anders te verklaren en anders vorm te geven. Het gaat mij veel te langzaam. En ik vraag me steeds vaker af of gras en bladeren harken nu de meest efficiënte inspanning is om zoden aan de dijk te zetten. Ik denk er over om mij meer met stedelijke politiek te gaan bezig houden.’

Gedrieën denken we intussen na over de stappen die we als redactie van het Stadslandbouwtijdschrift moeten gaan zetten. Is stadslandbouw nog altijd de goede vlag boven de onderwerpen waarover we met anderen, kritische geestverwanten vooral, na willen denken? Dit AS-artikel was in dit denkproces zondermeer een belangrijk moment. Meedenken? Neem contact met ons op. We horen graag van je!

Dit artikel is eerder verschenen in de AS (anarchistisch tijdschrift) 203 Van wie is het landschap? Het hele nummer is als losse editie hier te koop. Oudere edities zijn ook online te raadplegen, zoals
Nr 130 / 131 (Jaarboek) over Landbouw
en
Nr 168 over Voedsel

NOTEN

(1) Zie hier deel 1 , de delen 2 en 3 vind je hier en hier

(2) Zie Ester J. Veen, Community Gardens in Urban Areas, proefschrift Wageningen (WUR 2015), zie http://edepot.wur.nl/241144

(3) Zie Thom Holterman, in: de AS 188. Zie zie https://www.tijdschrift-de-as.nl/documenten/de_AS_188.pdf. Zie ook https://libertaireorde.wordpress.com/2014/04/20/stadslandbouw-onze-oogst/

De digitale versie van mijn boekje vind je hier

(4) Isidor Wallimann, Urban Agriculture as Embedded in the Social and Solidarity Economy; Basel: Developing Sustainable Communities, in: Paul V. Stock, Michael Carolan & Christopher Rosin (eds.), Food Utopias. Reimagining Citizenship, Ethics and Community, Oxon (Routledge), 2015, pp. 79 – 87

(5) Ik noem hier: Claire Nettle, Community Gardening as Social Action, Farnham (Ashgate) 2014;

Christa Müller, Urban Gardening. Über die Rückkehr der Gärten in die Stadt, München, (oekom), 2014; Kerstin Reynolds, Nevin Cohen, Beyond the Kale. Urban Agriculture and Social Justice Activism in New York City, Athens (Univ. of Georgia Press), 2014.

(6) Peter Lamborn Wilson et al (eds) Avant Gardening. Ecological struggle in the city and the world, New York 1999 (Autonomedia) en Amale Andraoa et al (eds) Above the pavement the farm, New York (Inventory Books), 2010. Redacteur Claude Tchou noemde in zijn Parijs-68-muurkrantcollectie les murs ont la parole (juni 1968, Aubin, Lingugé) de Sorbonne als bron van deze tekst. Het genoemde Duitse boekblad verscheen, onder redactie van Hans Peter Duerr (hoogleraar etnologie Bremen, 1992-1999) bij Karin Kramer Verlag in Berlijn.

(7) David Crouch en Colin Ward, The Allotment: Its Landscape and Culture, Londen, Faber & Faber, 1988, vele malen herdrukt. Zie vooral het tweede hoofdstuk Cultural Landscapes and Freedom. Holterman (zie noot 3) meldde dat begin 20e eeuw wel beweerd werd dat ‘arbeiders die een volkstuin hebben, (…) niet meer nadenken over de klassenstrijd.’

(8) Zie https://www.dailymail.co.uk/news/article-1024833/Nine-meals-anarchy–Britain-facing-real-food-crisis.html, als ook https://www.theguardian.com/commentisfree/2010/jan/11/nine-meals-anarchy-sustainable-system

(9) Over Giuliani vs de community gardens zie bijv. Efrat Eizenberg, From the Ground up. Community Gardens in New York City and the Politics of Spatial Transformation, Farnham (Ashgate) 2013. De New Yorkse onderzoeker Nevin Cohen publiceert regelmatig over gentrification in verband met urban agriculture, zie bijv. http://www.cunyurbanfoodpolicy.org/news/2018/3/27/feeding-or-starving-gentrification-the-role-of-food-policy

(10) Zie www.pauldegraaf.eu en www.rfgn.nl

(11) Carolyn Steel, Hungry City. How Food Shapes Our Lives, Londen (Chatto & Windus) 2008, Nederlandse vertaling als De hongerige stad, Rotterdam (NAi)

(12) David Graeber, Direct Action. An Etnography, Oakland / Edinburgh (AK Press) 2009, pp. 266 ff.

(13) https://rutgerhenneman.com/

(14) The Political Theology of Modern Scottish Landreform, zie http://www.alastairmcintosh.com/articles/2009-JSRNC-Land-Theology.pdf

(15) Te downloaden via https://rotterdam.buurtmonitor.nl/documents

(16) Gunter Pauli, Blauwe economie, Versie 2.0, Amsterdam 2017.

(17) Zie haar, samen met Karlene V. Schwartz geschreven boek Five Kingdoms: An llustrated guide to the Phyla of Life on Earth (1997). De vijf koninkrijken representeren de vijf hoofdvormen van leven: bacteriën, algen, schimmels, planten en dieren, elk met een eigen metabolisme. Afval in het ene ‘koninkrijk’ is neutrale stof of voedsel in het andere koninkrijk (noot PdG)

(18) Zie http://www.eetbaarrotterdam.nl/ruimte-voor-stadslandbouw-in-rotterdam/

(19) In Mike Davis recente studie Old Gods, New Enigmas. Marx’s Lost Theory, Londen / New York (Verso) 2018) werd Kropotkin tot mijn stomme verbazing overtuigend neergezet als de eerste klimaatwetenschapper: hij zag de natuurlijke klimaatverandering als een belangrijke factor in de geschiedenis van de mensheid. Kropotkin’s studie Glacial and Lacustrine Periods verscheen in 1998 in het Russisch (Davis p. 269n55) .

Delen

Over de Auteur

Gesloten voor reacties