Het nieuwe boek van Carolyn Steel gerecenseerd door Vincent Walstra
Het is nu ruim een jaar geleden dat de wereld op zijn kop werd gezet door SARS-COVID-19, vermoedelijk verspreid van dier naar mens op een markt in China. Het is voeding, datgene dat ons zo inherent aan de aarde verbindt, dat haar onvoorspelbaarheid en oncontroleerbaarheid eens te meer heeft laten blijken. Al ruim een jaar schommelt de wereld van lockdown naar versoepelingen en terug. Er werd onderscheid gemaakt tussen essentiële en niet-essentiële beroepen, bepaalde sectoren zoals de horeca en sportactiviteiten werden tijdelijk verboden, en we werden beperkt in onze bewegingsvrijheid. Blijf binnen luidde het credo: doe enkel dat wat noodzakelijk is. In extreme situaties als deze moet alles wijken voor onze overlevingsdrang, maar één zaak ontspringt de dans, inderdaad: voeding. We kunnen niet zonder, en dus blijven supermarkten open en mogen we nog altijd een blokje om voor onze boodschappen. Hoewel haar boek is geschreven in een pre-corona wereld, had het zo in de introductie kunnen staan van het boek van Carolyn Steel. In de ogen van Steel, is voedsel fundamenteler aan ons bestaan dan wat dan ook.
Na haar doorbraak met het boek The Hungry City in 2008, waarin Steel een kritische beschouwing geeft van de (vervagende) verbinding tussen stedelingen en het platteland, en daarmee voeding, pakt ze in 2020 door met het boek Sitopia: How Food Can Save the World. Sitopia, letterlijk vertaald voedselplaats, is een samenstelling van de Griekse woorden sitos [voedsel]en topos [plaats]. Centraal in het boek staat dan ook het waarderen van voeding door te laten zien met welke diversiteit voedsel ons dagelijks leven beïnvloedt.
Sitopia is opgedeeld in zeven hoofdstukken: Food, Body, Home, Society, City and Country, Nature, en Time. Het boek bouwt zich op door in elk volgend hoofdstuk de schaal waarop onze relatie tot voeding wordt besproken, te vergroten. Het gaat van de relatie tussen voeding en ons lichaam, naar de culturele waarde van voeding als sociale verbinder, om vervolgens in te gaan op de natuurfilosofische relatie tussen mens en aarde. Het boek staat vol met interessante en soms schokkende feitjes en cijfers over voeding, bijvoorbeeld over de ontwikkeling van vleesvervangers en de evenwel groeiende consumptie van vlees. Naast cijfers vinden we ook tot de verbeelding sprekende verhalen over bijvoorbeeld de vastencultuur in het Jainisme in India, waar men zich tot sterven toe van voedsel ontziet om het leven te voltooien, of Steel haar eigen ervaringen van de Finse cuisine en de bijna sprookjesachtige beschrijving waarmee haar nicht Helena het Finse plattenland beschrijft waarin zij opgroeide.
Het lukt Steel daardoor om middels gevatte opmerkingen en ontnuchterende analyses de lezer mee te nemen in de complexe realiteit van voeding. Wat tekenend is voor de schrijfstijl van Steel, is dat hoewel de lading van de onderwerpen vaak erg zwaar is, zij het luchtig weet op te schrijven waardoor je je als lezer toch regelmatig op een glimlach betrapt. Tegelijkertijd laat zij de lezer kritisch naar zichzelf kijken: ‘’Why are we so blind to the truth of food? One answer is that it suits us not to have to think about it too much’’, schrijft zij in het hoofdstuk Food. Mocht je je niet bewust zijn van de wereld die zich achter je dagelijkse maaltijd schuilhoudt, dan is Sitopia een prachtige sprong in het diepe.
De vraag is echter voor welk publiek dit boek geschreven is. Voor iemand die zich nooit erg met voedsel heeft beziggehouden is Sitopia een uitstekende introductie voor de wereld van voeding. Echter, iemand die op zoek is naar goed onderbouwde argumenten en een rode draad in een verhaal dat antwoord claimt te geven op How food can save the world, komt bedrogen uit. Dit heeft mede te maken met het genre van het boek, wat valt onder pop-science. Dit is een genre waarin populaire schrijvers, vaak met wetenschappelijke achtergrond, het gebruik van voetnoten en beargumenterende tekstopbouw inzetten op een manier waarop het voor de lezer kan lijken alsof zij een wetenschappelijk onderbouwd boek voor zich hebben. Aan de ene kant een goede ontwikkeling die de wetenschap toegankelijker maakt, maar tegelijkertijd verloedert het de kwaliteit van onderzoek door het gebrek aan enige diepgang. Te pas en te onpas worden er theorieën aangehaald vanuit dan weer de antropologie, dan weer de biologie, om weer door te schakelen naar fysica en economie. Voor pop-science geldt ‘meer is beter’, wat daarmee typisch is voor de hedendaagse fast culture, waarin kwaliteit van de inhoud wordt vervangen door kwantiteit van consumptie. Het zorgt voor een opportunistisch gebruik van zorgvuldig uitgevoerde wetenschappelijke onderzoeken, die worden geciteerd in een context waarvoor zij nooit bedoeld zijn geweest.
Laat me een voorbeeld geven. Op pagina 295 begint Steel met een twee-pagina’s lang verhaal dat begint met de vraag ‘’What is our relationship with time?’’. De eerste anderhalve pagina is in principe het werk van antropoloog Tim Ingold. Deels in haar eigen woorden herhaalt Steel wat Tim Ingold schrijft over de werken van Nilsson, Evans-Pritchard en Mumford. Er is op deze pagina één zin die duidelijk uit de koker van Steel komt. Halverwege de pagina vinden we ‘’The fact that so many timings were linked to food is no accident, since most people spent much of their time engaged with it.’’ Omdat deze dusdanig tussen de teksten van Ingold is verweven, lijkt het alsof ook Ingold was opgevallen dat voedsel centraal staat in de pre-industriële perceptie van tijd. Echter, wanneer we teruggaan naar het originele werk van Ingold, valt op dat voeding in dit stuk nergens ter sprake komt. In plaats daarvan gebruikt Ingold deze teksten om zijn concept taskscape uit te leggen. Ingold wil met zijn taskscape laten zien dat de Westerse interpretatie van tijd niet dé, maar één perceptie van tijd is. Dat dit, en niet de relatie tussen mens, tijd en eten, centraal staat in Ingold’s werk, lijkt Steel voor het gemak even achterwegen te laten. Vervolgens, onderaan de tweede pagina, eindigt Steel met de bewering dat:
‘’Irregular hours are particularly bad, since we’re always eating at the wrong time for our bodies. For this reason shift workers tend to be fatter than regular workers, and lack of sleep is making many of us fatter too, as the ‘hungry hormone’ ghrelin kicks in, turning us into doughnut-munching Homer Simpsons.[29]’’
Deze voetnoot 29 verwijst naar een wetenschappelijk artikel dat stelt dat weinig slaap een verstorend effect heeft op ons voedingspatroon. Het artikel zegt niks over ‘shift workers’ die vanwege onreguliere werkuren zwaarder zijn dan ‘regular workers’. Met andere woorden, zowel het werk van Ingold als het onderzoek over de relatie tussen slaap en voeding, zijn uit hun context gehaald om het argument van Steel, dat onze huidige relatie tot tijd ons ziek maakt, te dienen.
Naast deze kritiek op gebruik van wetenschappelijke bronnen, vervalt Steel regelmatig in ongenuanceerde uitspraken. Zo beweert zij meerdere keren, bijvoorbeeld op pagina 92, dat de man-vrouw verdeling al sinds de jagers-verzamelaar hetzelfde is. De vrouw kookt en zorgt voor de kinderen, de man jaagt en verzorgt de familie. Steeds vaker wordt er echter bewijs gevonden dat deze verhoudingen toch een stuk genuanceerder lagen en dat in veel culturen vrouwen evenwel als mannen in de jacht deelnamen. Je zou hopen dat dergelijke stereotypes eerder doorbroken dan bevestigd worden in hedendaagse boeken. Een andere gesimplificeerde analyse is te vinden op pagina 149, waar Steel in één bladzijde het communisme van Marx en Engels naar het rijk der verdoemenis schuift met als argument dat Rusland en China bewijs zijn van hoe ‘’terrible’’ het communisme is. En daar blijft het niet bij, want op diezelfde pagina claimt zij dat het liberalisme nooit tot soortgelijke zaken in staat zou zijn. Dat is nogal makkelijk praten vanuit het Westen, waar we zorgvuldig alle wandaden die ons systeem omhooghouden hebben weten te outsourcen naar landen waar men niet zo nauw let op kinderarbeid, milieuvervuiling en geweld.
Dit zijn stevige woorden. Maar het is niet mijn bedoeling om de kennis van Steel te ondermijnen. Dat het anders kan, bewijst zij met paragrafen over ‘The ‘Adam Smith Problem’’ (145) en de daaropvolgende ‘The Great Transformation’ (146), waarin de werken van Adam Smith en Karl Polanyi door haar worden besproken. Deze vind ik erg informatief en toegankelijk voor een breed publiek.
Het is jammer dat zij deze manier van schrijven regelmatig laat vallen voor het opsommen van niet aan elkaar gerelateerde wetenschappelijke literatuur of trekken van voorbarige of juist gedateerde conclusies. Het doel van wetenschap is om wetenschappelijke literatuur te gebruiken om jouw eigen argument te toetsen, terwijl in pop-science dezelfde literatuur wordt gebruikt om te zoeken naar bevestigingen. Met als kwalijke gevolg een opportunistische schrijfstijl. Hoe kan het eigenlijk ook anders, wanneer één persoon in één boek een koppeling wil maken tussen het leven van darmbacteriën, onze perceptie van tijd, de betekenis van de dood, het marxisme en het kapitalisme, en de Westerse scheiding tussen mens en natuur, beschouwd via de oud-Griekse en de Boeddhistische filosofie en met als doel te beschrijven hoe voedsel de wereld kan redden. Dat is bij voorbaat al veel te hoog gegrepen.
Maar wellicht ben ik te sceptisch. Ik houd me dan ook vast aan de hoopvolle gedachte dat de lezer zich op eigen houtje verdiept in de genoemde (wetenschappelijke) literatuur. Het vraagt ook om wat zelfreflectie van mijn kant. Met zulke kritische woorden moet je in de spiegel kijken. Wellicht is het geen goed idee om een pop-science boek te lezen over een onderwerp waarin ik mijzelf al jaren wetenschappelijk verdiep.
Wat ik daarom kwalijker vond dan het gebruik van wetenschappelijke bronnen, was de positie die Steel zelf inneemt in het boek. Als autoriteit op het gebied van voeding en de samenleving, met ervaring bij meerdere universiteiten en als spreker op vele evenementen, maak ik mij zorgen om de boodschap die zij overbrengt. Een terugkerend element is Steel’s anti-industriële sentiment dat zo typisch is voor het hedendaags romanticisme dat een blinde vlek lijkt te hebben voor de indirecte gevolgen van biologische en permaculturele landbouw. Willen we de natuur beschermen, dan kunnen we, zeker op dit moment, niet om efficiënte monocultuur heen. Wat veel mensen over het hoofd lijken te zien is dat de inefficiëntere biologische landbouw zal moeten worden gecompenseerd met extra landbouwgrond, inderdaad vaak ten koste van natuurgebieden.
Eerlijkheidshalve hoorde ik tot voor kort bij de groep natuurliefhebbers die zich fel inzet tegen grootschalige productie en graag van heel Nederland een gruttoparadijs maakt. Maar zoals zo vaak, blijkt de realiteit genuanceerder. In plaats van het polariserende debat tussen natuurliefhebbers en efficiënte landbouw te versterken door het gebruik van complot-retoriek als ‘Big Ag’, zou je van Steel mogen verwachten dat zij in een 316 pagina’s dik boek toch juist ook een licht schijnt op de complexiteit van het probleem. Met Sitopia wint Steel dan ook met gemak de harten van natuurminnend Nederland, maar of ze bijdraagt aan een constructieve oplossing voor hedendaagse problematiek? Ik vraag het mij af.
Twee gevoelens blijven uiteindelijk hangen na het lezen van dit boek. Vertwijfeling, omdat een boek met deze titel en deze omvang zoveel potentie met zich meedraagt, maar deze verre van vervult. Vertwijfeling omdat Steel op een onjuiste maar voor de lezer overtuigende manier argumenteert. Maar toch ook enthousiasme, omdat het voor een hoop mensen een introductie zal zijn naar de diversiteit van voeding en de noodzaak om je daarin te verdiepen. Ik wil dan ook afsluiten door te benadrukken dat het boek een mooie introductie is voor de wondere wereld van voeding en cultuur.
Er is maar weinig echt universeel aan het mens-zijn, en voeding is er één van. De lezer zal zich ongetwijfeld laten inspireren door de vele verhalen die Steel deelt. Maar laten we het boek zien voor wat het is, niet de waarheid of een antwoord op How food can save the world, maar voeding en de wereld door de ogen van Carolyn Steel.
Besproken werd Carolyn Steele, Sitopia. How Food Can Save The World, Londen (Chatto & Windus) 2020, 373 pp. , e-book € 9,49, paperback € 12,49, hardcover € 18,99. Inmiddels verscheen er ook een Nederlandse vertaling bij Meulenhoff (Amsterdam), 496 pp., € 24,99
Vincent Walstra is antropoloog en PhD-kandidaat in het ERC-project ‘Food citizens? Collective food procurement in European cities: solidarity and diversity, skills and scale.’
Zie https://www.universiteitleiden.nl/en/foodcitizens